Toscani

Het beroemde plein in Lucca, het Piazza dell’Anfiteatro. In de toeristenbubbel.

9 mei 2025. Dag 66: Camaiore – Lucca: 26 km. Dag 67: Lucca – Galleno: 26 km. Dag 68: Gallone – San Miniato: 20 km

Een van mijn favoriete restaurants is Toscanini. aan de Lindengracht in Amsterdam Het bestaat al veertig jaar en het was een van de eerste osteria’s in Nederland, met eenvoudige gerechten in een informele ambiance en waar van alles naast elkaar aan de tafels zat. Toscanini is een instituut, het vijfentwintig jarig bestaan vierden ze met een heerlijk kookboek Toscanini Venticinque, en dezelfde auteurs, de koks Maud Moody en Leonardo Piacenti van Toscanini, schreven later De bijbel van de Italiaanse keuken en Pasta. Welke andere Nederlandse kok zou de last van zulke titels kunnen dragen?

Mijn laatste bezoek aan Toscanini was een werkdiner met een grote Koreaanse delegatie. Het eten was groots, de stemming steeg naarmate het eten vorderde en er werd meermaals getoast op een succesvolle samenwerking met veel vervolgdiners. De declaratie was in overeenstemming met het gepleegde werk en is later, naar ik begreep, op een tactisch moment ingediend. Maar terug naar Toscanini, die avond hoorde ik in de zaak geen Nederlands. Wel Engels, natuurlijk Italiaans en ik geloof ook Spaans. Toscanini leek losgeweekt van zijn omgeving.

De internationalisering die Toscanini, de kleine Toscane’s, had getroffen lijkt ook de vloek die het grote Toscane boven het hoofd hangt.

Gisteren bereikten we Lucca, de eerste grote toeristische Toscaanse trekpleister op de Via Francigena. Later volgen San Gimignano en Siena, voeg dat allemaal bij elkaar en dan heb je honderd kerken, honderd paleizen en duizenden meesterwerken om te bewonderen. De plattegrond van Lucca verraadt nog altijd een oud Romeins stadspatroon: een centrale oost-west verbinding (de Via San Paolini – Via Santa Croce) met haaks daarop de noord-zuid lopende straten en straatjes. Dit netwerk, met de daarin gevatte kerken, pleinen, binnenpleinen en paleizen, en beschermt door de buitenring van middeleeuwse vestingwerken, lijkt op papier de plek van een hechte gemeenschap. Een gemeenschap die haar inkomsten gebruikt om externe bedreigingen te weerstaan.

De duomo di San Martino aan het mooiste plein van Lucca.

In de gouden tijd kan dat zo zijn geweest, maar de huidige stad voelt eerder aan als een gatenkaas. Lucca is een plaats waar je op veel plekken geen gewone winkel meer aantreft, waar de bakkers en de slagers het hebben verloren van terrassen, galeries, Toscaanse restaurants en Toscaanse specialiteitenzaken (luxe keramiek, hoeden, zeep, kleding, wijn, olie en ja…. welke luxe komt niet uit Toscane?). In al die plekken waaruit het normale leven is verdwenen en de locale bevolking is vertrokken, in al die toeristengaten, kan je desondanks (of juist daarom) heerlijk vertoeven. Je pakt een terras, je eet goed en men spreekt Engels wanneer het nodig is. De toeristengaten zijn omzoomt door de meest prachtige bouwwerken die diepgang kunnen geven aan het genot van de tijdelijke bewoner. Ons hotel stond vlak bij de kathedraal van Lucca, de duomo di San Martino, en alleen die kerk is al een reis naar Toscane waard. Ik heb vluchtig de buitenkant bekeken, de voorzijde is van een absolute topklasse. Zou ik een week in Lucca slapen dan zou ik de kerk dagelijks bezoeken maar we hadden slechts twee uur om de stad te zien. Want vanochtend pakten we opnieuw onze rugzakken en trokken we verder, richting Rome.

Voor wie op vakantie is en via Lucca naar Siena en San Gimignano gaat en als klapstuk Florence bezoekt, krijgt de indruk dat heel Toscane een cultureel verantwoord pretpark is, vol mooie plaatsjes met daartussen wijn- en olijfgaarden. Ga je te voet door de regio gaat dan zie je dat het grootste deel van de regio totaal anders is, veelal dichtbebouwd met eenvoudige villawijken en alles in jasmijn, overal jasmijngeur want in mei bloeien jasmijnheggen en -pergola’s. Een hele streek lijkt gevuld met heerlijk geurende zeep.

De bakker in Galleno, buiten de toeristenbubbel, voor de dagelijkse focaccia.

Om 8 uur ’s ochtends stapten we in ons hotel naar buiten en liepen we dwars door het centrum naar de oostelijke stadspoort. We deelden de straten met mensen die naar hun werk gingen en in bars een koffie dronken. Kleine bestelauto’s brachten nieuwe voorraden naar de winkels en daartussendoor slalomden auto’s op weg naar een plek op de kleine en nog lege parkeerterreinen. Buiten het centrum, aan de andere kant van de vestingwerken van Lucca, zien we woonwijken met nog een enkel hotel en als we drie kilometer doorlopen zijn we in een andere wereld gekomen. Zonder hotels, zonder luxe-zaken voor vakantiegangers maar met een supermarkt, een groenteman, een bakker voor de buurt. 

En soms wandel je door een prachtige plaatsje, zoals Camaiore of Massa of Pietrasanta, die ook gevuld zijn met palazzi, kerken en de Toscaanse sfeer maar die nog niet “ontdekt” zijn. Daar zit je op een terras tussen Italianen en geniet je eenvoudig van het “gewone” Toscane. Dat kan gelukkig nog altijd.

Ho sentito parlare molto di Lei

Gefrituurde vis, we zijn nog in de buurt van Ligurië.

7 mei 2025. Dag 65: Massa – Camaiore: 28 km.

Sommige gebeurtenissen van tientallen jaren geleden herinner je en beïnvloeden je nog altijd. Hier is een voorbeeld van een familie-obsessie met taal.

Mijn 12 jaar oudere zus vertrok tijdens mijn lagere schooltijd naar Rome om voor Alitalia te werken. Van het vertrek en haar eerste tijd in Rome herinner ik mij weinig. Soms had ze een vlucht naar Amsterdam, dan bleef ze even en sliep ze een of twee dagen bij ons thuis. Al snel was duidelijk dat ze niet terug zou komen, Rome beviel te goed en zij had daar een man leren kennen met wie ze later zou trouwen. Nog altijd kwam ze af en toe naar Amsterdam maar haar Nederlands kreeg een steeds sterker accent en ze vond het steeds moeilijker om van het Italiaans naar het Nederlands over te schakelen. Italiaans was echt haar eerste taal geworden.

Omgekeerd vond de familie van der Graaf dat ze zich in het Italiaans moesten verdiepen. Het is begin jaren-70 en dan koop je een Linguaphone cursus Italiaans, dat is een groot pakket met een boek en veel LP’s voor luister- en spreekoefeningen. Zo herinner ik mij hoe op een van de LP’s een keurige Italiaanse man, zonder enige humor of Schwung, en met de correcte uitspraak van een Frits Thors of een Fred Emmer, heel    lang- zaam en dui-   de-   lijk een koffie bestelt. Ik herinner het mij omdat iedereen leek te ratelen bij mijn eerste bezoek aan Rome. We konden weer vanaf nul beginnen. De Italianen hadden het al gezegd voordat ik luisterde. Laat staan dat ik had gehoord wat men had gezegd. En ik zou hoe dan ook niets hebben begrepen van dat wat ik niet had gehoord. Want die Linguaphone cursussen waren echt vreselijk slecht. Geen grammatica, wel standaardzinnen en rijen woordjes. Paps, mams en de twee zonen zitten in een gewijde kring voor de luidsprekers. De platenspeler draait, de Italiaanse Frits Thors spreekt een van de oefenzinnen en zwijgt daarna. In de stilte die volgt herhaalt de familie de zin. Daarna herhaalt Frits zijn zin. En de familie doet hetzelfde.

Ho sentito parlare molto di Lei.

Ik heb veel over U horen spreken.

Deze Linguaphone-zin zal ik niet vergeten, het is een waarschuwing hoe je nooit een vreemde taal moet leren.

Later ging ik jaarlijks met mijn ouders een maand naar Rome en na de zomervakantie was mijn Frans weer een chaos. Ik kende Frankrijk niet, ik was er nog nooit geweest, het Frankrijk in de schoolboeken was flets in vergelijking tot wat ik in Rome had beleefd en ik haalde het Frans en mijn weinige woorden Italiaans door elkaar. Ik was slecht in Frans, ik haatte het, en ik haalde het zo vlug als mogelijk uit mijn vakkenpakket.

Mijn moeder volgde later cursussen en deed een examen bij de Società Dante Alighieri en dat is, zeg maar, het Maison Descartes of het Goethe Instituut van Italië. Ze las de moderne klassieken zoals Primo Levi, Carlo Levi en Luigi Pirandello in het Italiaans, aan tafel, terwijl de televisie aanstond. Slechts één maand in het jaar was ze in Italië en in de overige tijd wilde ze het natuurlijk oefenen. Niet alleen bij Dante Alighieri maar bijvoorbeeld ook als we in een Italiaans restaurant gingen eten. De familie komt binnen, we gaan zitten en wachten vol spanning op de menukaart. Of eigenlijk op wat er ons te wachten staat. Want als de ober verschijnt weet de hele tafel wat er gaat gebeuren: mijn moeder zegt enkele luide, grammaticaal correcte zinnen in het Italiaans over dat haar dochter in Rome woont, zij daar al vaak geweest is, of de ober Rome kent en, zo niet, waar hij dan wel vandaan komt. De puber die ik dan ben voelt zich ongemakkelijk, de halve tot hele zaak heeft meegeluisterd, en de jongen hoopt dat de ober dit klusje snel zal klaren.

Vandaag staat de ober aan onze tafel en vraagt iets aan Monique. Ik vertaal het. Zij antwoordt de ober in een Spaans-Italiaans idioom, de ober knikt maar ik corrigeer haar antwoord alsnog in correct Italiaans. Een seconde later denk ik “relax!, je lijkt je moeder wel.” En dan een glimlach. Op die moeder, en vader, ben ik best wel trots.

Pakjesdag

7 mei 2025. Dag 63: Fornoli – Sarzana: 6 km (lopen), 15 km (bus). Dag 64: Sarzano – Massa: 28 km.

Ik heb goed nieuws, en dat is een bezoek aan de Poste Italiane. Dagen, eigenlijk al weken, lopen we met spullen die we niet meer nodig hebben. Of die we nooit nodig hebben gehad. We hadden bijvoorbeeld een slaapzak meegenomen voor overnachtingen in pelgrimsherbergen. Maar de paar herbergen die we belden accepteerden geen honden. En daardoor heb je gelijk een kilo overbodige ballast in je rugzak. We hadden ook bij ons vertrek warme kleding meegenomen voor als het koud zou worden, in maart kan het immers nog behoorlijk spoken. Maar op onze eerste wandeldag, op 4 maart, heersten in Zuid-Limburg temperaturen van boven de twintig graden. De dikke handschoenen bleven in de rugzak, evenals de lange onderbroek, de extra dikke wandelsokken en de lange pyjamabroek. Na 4 maart kwam 5 maart en dat was opnieuw een zomerse dag en de zomer hield aan tijdens de tocht door Duitsland en Zwitserland.

Weg ermee!

Vanmiddag, na een lange tocht van achtentwintig kilometer met een korte venijnige klim in het laatste stuk, ploften we na aankomst neer op het bed. Kort daarna sprongen we weer op, keerden we de rugzakken om en namen we al het overbodige mee naar het postkantoor. Om zes uur stapten we daar naar binnen en we beseften al snel dat de Italiaanse post nog een IT-slag te maken heeft: wij schreven onze naam en adres op de labels van de dozen, daarna moesten we dezelfde gegevens invullen op formulieren met carbonpapier en vier doorslag-velletjes eronder, daarna tikte de postbeambte de gegevens van het formulier in zijn computerprogramma en die print dan stickers die ook op de pakketten worden geplakt. Na ruim een uur liggen drie dozen in de bak van de uitgaande post en zijn wij vijf kilo lichter.

Natuurlijk voelen de rugzakken morgen lichter, dat moet toch? Er is toch twee tot drie kilo verdwenen? Je hebt natuurlijk het placebo-effect, het voelt beter (je gezondheid, het eten, de last op je schouders) ook al is niets veranderd. In ons geval, omdat we de kilo’s echt hebben weggehaald, hopen we op een placebo-plus effect: dat met drie kilo minder spullen de rugzak tien kilo lichter lijkt geworden

en dat daarmee de heuvels lager lijken

de wegen beter 

en de regen minder nat

Het centrale plein van Massa, om 9 uur ’s avonds: niemand…. vanwege Inter Milaan – Barcelona.

De carrousel

En zo is het hele centrum van Pontremoli.

4 mei 2025. Dag 61: Previdé – Pontremoli: 8 km. Dag 62: Pontremoli – Fornoli: 28 km.

In vier dagen hebben we de Apennijnen-pas, de Passo della Cisa, bedwongen. Cees tippelde voorbeeldig mee en kreeg steeds meer energie naarmate de temperatuur zakte. Een paar dagen geleden werd het nog 25 graden, voor morgen voorspelt men daarentegen 16 graden en een enorme bak regen (52 mm). De grote buitendouche staat in Italië uit of volledig open.

Drie pelgrims arriveerden aan het eind van de ochtend hongerig en moe in Pontremoli, het plaatsje aan de voet van de bergpas in het uiterste Noorden van Toscane. De middag gaat snel voorbij, eerst de zaterdaglunch en daarvoor neemt men hier ruim de tijd, dan douchen, kleding wassen en vervolgens naar de buitensportzaak.

Monique tart in Pontremoli opnieuw het noodlot door halverwege een lange voettocht nieuwe wandelschoenen te kopen. De Vibram-zolen van haar oude schoenen waren versleten, inclusief het profiel, en dan heb je minder grip en glij je sneller weg. Iedereen zegt dat je nieuwe wandelschoenen eerst honderd kilometer of meer moet inlopen. Trek ze aan naar je werk, wanneer je boodschappen doet of als je een boek leest en pas na lange tijd  – zo zegt men – zijn ze gereed voor het lange afstandwerk. Dat kan zo zijn maar Monique stapte halverwege de Camino over op nieuwe schoenen en nu dus opnieuw. Zonder problemen. 

We zwerven een uur door het centrum van Pontremoli, meer zullen we van het plaatsje niet zien. We hebben die dag genoeg gelopen, we nemen plaats op een terras aan het Domplein en dat is het startschot van de carrousel. De dorpsgek fietst met ontbloot bovenlijf, een bord om zijn nek en een gouden hartje in zijn hand, rondjes door het centrum, racet telkens voor ons langs, staart strak voor zich uit en schreeuwt Dio existe en nog veel ander belangwekkends dat we helaas niet verstaan, zelfs bij zijn vierde passage. De rest van de bevolking blijft niet achter en cirkelt eveneens door het centrum. een moeder met een grijs-blauwe coupe, oranje jas en gele tas zien we telkens met haar kleinzoon, een vader met zoon die een keer, twee keer langs de juwelier tegenover ons loopt en bij de derde poging naar binnengaat. Honden die met hun baasjes een aantal keren voorbij komen, steeds in dezelfde richting wandelend, en waartegen Cees elke keer op dezelfde manier reageert. Na een paar herhalingen van de pantoffelparade hadden we de voorstelling gezien en stapten we op. 

We waren de enigen op het terras, dus ik vermoed dat bij het vertrek van het publiek de auteurs met hun voorstelling staakten. De bevolking gaat naar huis om televisie te kijken, de dorpsgek stapt zwetend van zijn fiets, vloekend dat die buitenlanders maar bleven zitten en hij daarom maar op dat brik bleef trappen, en alleen de honden willen nog een extra ronde maken, maar dan zonder hun baasjes.

En wat gebeurde hier voor 8 september 1943?

Het is de Nederlandse oorlog-en-vredeperiode, 4 en 5 mei. In Italië merk je daar niets van, hier vierde men al op 24 april de 80-jarige bevrijding. Niet alleen de datum maar ook het verloop van de Tweede Wereldoorlog was in Italië totaal anders. In Fidenza herdenkt een plaquette de gevallenen uit de bevrijdingsoorlog van 1943 tot 1945, de periode voor 1943 laat men maar buiten beschouwing. In Filattiere zie je op een steen de plaatselijke uitkomst van het nationale referendum uit 1946 dat tot de afschaffing van de Italiaanse monarchie leidde. Dit land heeft geen hossende koning maar een steevast zurig kijkende minister-president, wat heb je liever? Weer ergens anders, in Predappio, ontkent men de loop van de geschiedenis en verkopen ze nog altijd Mussolini-parafernalia.

Het is gezien en niet onopgemerkt gebleven.

Ik heb vandaag het advies van een goede vriend opgevolgd en het vierde deel van M, de biografie van Mussolini van Antonio Scurati, gedownload. Het vijfde en laatste deel waarin het vette varken uiteindelijk aan de balustrade bengelt, is in Italië al verschenen en zal vast met kerst in de Nederlandse winkels liggen. De biografie is dus voltooid, iedereen kan het verhaal over de opkomst en bloei van het facisme lezen en de overeenkomsten en verschillen met onze huidige tijd vaststellen. Het is een indrukwekkende cyclus en ik kan het iedereen aanbevelen, vooral degenen die zich bij Mussolini een onschuldige, misschien zelfs humoristische versie van Hitler voorstellen of een man die vooral de mafia bedwong.j

In 2019 ontving Scurati voor het eerste deel de belangrijkste literaire prijs van Italië. Ironisch genoeg kreeg hij in 2024 ook erkenning van de huidige neo-facistische Italiaanse regering doordat door overheidsingrijpen een televisieprogramma met hem over Mussolini werd verhinderd. Zijn uitgever is de regering dankbaar geweest.

Deel 4 van M, de biografie van Mussolini door Antonio Scurati.

Wereld van twee snelheden

2 mei 2025. Dag 59. Bardone – Berceto: 21 km. Dag 60: Berceto – Previdè: 18 km.

We zitten middenin de Apennijnen en hebben inmiddels de andere zijde, de Toscaanse kant, bereikt. Cees loopt als vanouds over bergpaden omhoog, tippelt een paar kilometer over een Strade Statale en neemt dan de afdaling alsof we zijn avondrondje in Groningen maken.

Het Pieterpad van Italië: een puinweg door de bergen.

De afdaling is een staaltje locale wegenbouw. Op enig moment reed een enorme kar met een laadbak vol stenen over het pad. Arbeiders openden de klep en zorgden dat de groene laan onder een laag split verdween. Stenen die geen steun geven, ze schuiven zo weg, waarop je, als je niet goed oppast, je enkel verzwikt of waarover je struikelt en op de helling naar beneden valt. En sindsdien is niets veranderd. 

Een andere verklaring voor het beroerde wegdek is erosie door overvloedige regenval. Het water neemt het zand mee en wat achterblijft zijn de grotere stenen. Wat de oorzaak ook is, we begrijpen niet dat dit pad, dat net als de Camino een door de EU erkende Culturele Route is, zo slecht wordt onderhouden. Zulke beroerde stukken ontbraken op de Camino en die gaat toch ook over de Pyreneeën en andere Spaanse bergketens. Het klinkt bozig en dat klopt, dat zijn we ook.

Cees hijgt en puft van de hitte en vindt het heerlijk.

We stopten halverwege de afdaling, vijfhonderd van de duizend meters hebben we gehad. We hijgen uit van de inspanningen en Cees van de hitte. Cees was een paar dagen geleden nog misselijk van de warmte maar ligt nu, zoals gebruikelijk, op het hete terras te zonnebaden.

De bergpaadjes waarover wij liepen hebben niets te maken met een route naar Rome. De vroegere pasovergang van Emilio Romagna naar Noord-Toscane is de huidige Strade Statale SS62. Op een zonnige middag hoor je de weg al van verre. Deze bochtige route is inmiddels het domein van de in leer gestoken, vaak dikbuikige 50-plusser met een motor. Zijn jeugd ligt achter hem, die van zijn vrouw ook, en zijn kinderen stellen zijn aanwezigheid vaak niet meer op prijs. De motor op twee wielen moet zijn ego troosten en maakt een kolereherrie zodat de mensen alsnog naar papa omkijken. 

Nietsvermoedend begonnen wij om 7 uur ‘s ochtends, twee uur vroeger dan op eerdere dagen, aan de beklimming van de pas en bereikten rond een uur ‘s middags de SS62. De wedstrijd zonder start of finish was in volle gang. Wij liepen langs de weg en op het asfalt, een tot twee meter van ons, scheurden motoren langs groepjes fietsers, een verdwaalde Vespa, een sluipende truck, wat personenauto’s en bij voorkeur langs andere motoren.

 In Berceto, een dorpje aan de voet van de Passo della Cissa, hadden de motoren zich op het dorpsplein verzameld. Een Tesla is al fout maar wie op een Harley Davidson met wapperende  Confederatievlaggen rijdt, krijgt van mij een enkele reis Alabama met een slavenbaan op een katoenplantage.

Berceto. Nog maar 571 kilometer en dan zijn we in Rome.

Desondanks, Berceto is een juweeltje. Het verleden van het dorp is nadrukkelijk aanwezig, de tijd toen het een afgelegen plek aan het einde van het dal was en in de winter nauwelijks bereikbaar. Huizen van (berg)stenen, straten van (berg)stenen, met enkele bars waarin men elkaar het nieuws verteld en een paar winkeltjes die het dorp van voedsel voorzien. En met hostels voor Rome-gangers. Over tien jaar is dit een toeristische hotspot. Je bent er zo, een afslag van de A15 (Parma – La Spezia – Pisa) leidt naar Berceto.

Het panorama van een Apennijnen-pas en een zeldzaam, goed stuk wandelpad.

Panne

29/30 april 2025. Dag 55: Fiorenzuola: 0 km, Dag 56: Fiorenzuola – Felegara: 50 km (trein). Dag 57: Felegara – Casa delle Violle: 13 km. Dag 58: Casa delle Violle – Bardone: 5 km.

Fiorenzuola is niet het Italiaanse plaatsje waar je van droomt. Alles is er, het standaardassortiment van bars, osteria’s, kledingzaken en nagelstudio’s in een authentiek decor van kerken, ruïnes, steigers en wegwerkzaamheden. Wat bovendien ontbreekt zijn de vreemde elementen, de buitenlandse toeristen, we hoorden zelfs geen Nederlands. Je bezoekt het stadje, in een uur heb je het gezien en daarna rij je verder. Een week later herinner je er niets meer van. In Fiorenzuola is alles doodnormaal.

Fiorenzuola op zondagmiddag.

De bus stopt in Fiorenzuola. We stappen uit, staan even later in het hotel en bereiken tenslotte EINDELIJK onze kamer. Boven het bed is een kamerbrede foto van een raceauto die uit de berm wordt geduwd. Het kan een foto uit de begintijd van het hotel zijn die zonder enige bijbedoeling is aangebracht maar ik hoop dat de eigenaar (de derde generatie) dit tafereel heeft gekozen ter inspiratie voor echtparen met huwelijksperikelen, voor vakantiegangers met een burn-out, of voor handelslieden die een contract aanbieden. 

Of voor ons die met een zieke Cees arriveren 

De afgelopen dagen liepen we grotendeels over asfalt, langs provinciale wegen en over plaatselijke routes. De zon schijnt, Monique en ik voelen af en toe een frisse bries maar voor Cees is er nauwelijks verkoeling. Hij loopt vlak boven het warme asfalt, vol in de zon en zonder een verkoelende wind want het pad is vaak ingesloten tussen twee hoge bermen. We houden vaker pauze zodat Cees kan uitrusten, we geven hem vaker water, proberen hem over de paar strookjes gras te leiden en stoppen bij elke beek waar Cees gelijk in springt, om wat te drinken maar vooral om af te koelen, door met zijn poten en buik in het koude water te staan.

Cees koelt af in een bergbeek.

De Italiaanse KNMI zegt dat het slechts 22 graden is maar de lucht waar Cees in banjert is veel warmer. Op een terras kotste hij, we denken door oververhitting en misschien ook doordat het water uit de sloten ongezonde beestjes bevatte. Hoe dan ook, alle seinen sprongen op rood. We moesten nog een paar kilometer lopen maar we gingen naar de dichtstbijzijnde bushalte en zo bereikten we met een zieke Cees en veel stress het stadje Fiorenzuola.

We veranderden ons reisplan en bleven een dag langer in het dorp. We zijn daarmee de meest ervaren Nederlandse gidsen van Fiorenzuola en adviseren jullie: laat Fiorenzuola links liggen of, mocht je het desondanks willen bezoeken (heb je dan echt niets beters te doen??), doe het dan niet op zondag want dan vind je hier net zoveel vertier als in een gristelijk dorp van onze refogordel.

Cees at weer wat brokjes, sterkte iets aan en kreeg meer energie.

Daarna hielden we een tweede rustdag in Felegara (een plaatsje met net zo veel hoogtepunten als Fiorenzuola). Cees herstelde verder, een nieuw merk brokjes schrokte hij gulzig weg, de frons op zijn voorhoofd verdween, hij leek weer scherp en attent.

Tour de France 1971. Armani klopt Merckx.

In dit hotel zagen we geen auto in de berm maar trofeeën van Luciano Armani. Ook dit hotel is van een derde generatie, van de kleinzoon van de wielrenner uit het Merckx-Poulidor tijdperk. Kenners denken bij Armani aan de Tour de France van 1971. In de etappe naar Marseille versloeg hij Merckx in een man-tegen-man duel na een lange gemeenschappelijke ontsnapping. Een fiets van hem hangt in de eetzaal en een FAEMA shirt hangt naast een modern koffieapparaat van hetzelfde merk, van de Fabbrica Apparecchiature Elettro-Meccaniche e Affini (al vanaf 6000 Euro).

Cees kijkt verlekkerd naar de salami’s van een kruidenier.

Vandaag, dinsdag, en dat is inmiddels gisteren geworden, liepen we weer over de Via Francigena. We namen geen risico, we hielden veel pauzes en stopten na dertien kilometer. Cees liep goed, had energie over en rende na afloop rondjes met de huishond. Morgen, dus vandaag, is het opnieuw een oefendag, ditmaal van vijf kilometer. In de schaduw loopt Cees als vanouds en aan de warme zon heeft hij nog steeds een pesthekel. We denken dat Cees grotendeels is hersteld en we gaan morgen richting de koelere Apennijnen-pas. Dan vertrekken we vroeg in de ochtend en houden we hem nauwlettend in de gaten. Het pad lijkt dan ook eindelijk het asfalt te verlaten en over onverharde paden door de bossen te gaan. Het beste nieuws voor Cees is tenslotte dat er een weeromslag komt, vanaf volgende week wordt het een stuk koeler en gaat het regenen. Zo mag het van ons gedurende de rest van de tocht blijven.

Voor ons liggen koelere en schaduwrijke bossen van de Apennijnen.

Oude vrienden

Een schuchtere Romaanse pilaarwelp.

26 april 2025. Dag 53: Caldendasco – Piacenza: 21 km. Dag 54: Piacenza – Fiorenzuola: 28 km

We bereikten Piacenza op de bevrijdingsdag van Italië. De Via Francigena volgt een provinciale weg die als een streep door de buitenwijken naar het centrum van de stad leidt. Vandaag hadden auto’s en hun bestuurders vrijgenomen maar stil was het niet. Wat toch reed gierde als een gek over de weg, uit frustratie of een testosteronoverschot. We deden net als de politie, maak je niet druk, negeer dit gedrag.

De route gaat verder en eindigt bij de kathedraal, de meest prestigieuze kerk. De pelgrim begrijpt de hint en loopt gedwee naar binnen.

We waren moe en hongerig en we wilden vooral een stempel van de kerk in onze credencial, daarna het gebouw bekijken en dan verder naar de Eataly voor een lunch. We zochten ons suf naar de stempel of naar een prelaat voor hulp, maar de eerste was gejat of bestond gewoon niet en de ander vierde het leven tijdens de nationale feestdag.

Bij een tweede vergeefse zoekronde gaat de blik al snel omhoog en zie je kerkwanden die in meerdere eeuwen langzaam zijn gevuld.

De enorme schildering waarover ik struikelde.

Een iPhone is dan reuzehandig, de Jezusafbeelding hierboven zie je nauwelijks in de duisternis, alleen dat die uit pakweg 1300 stamt. Je maakt een foto en dan kijk je naar het veel helderder beeld op je scherm om te ontdekken wat er in de duisternis voor je verborgen blijft (in het centrum een Jezus met een scepter? Links lijkt mij een Joris met de draak maar wat toont het rechterpaneel?). 

Wat fascineert mij toch in dit fresco? Dit werk is zo oeroud, zo overduidelijk gemaakt door meesters die een volledig andere kijk op het leven hadden. Wat zij hebben gemaakt en al die tijd heeft doorstaan, is het beslagen raam waar ik doorheen wil kijken om hun wereld, en mijn verre verleden, te begrijpen. Je verbeeldingskracht is het wonder om die barrière voor een klein deel te overbruggen. Ik denk aan het Roelandslied, de verhalen van Chretien de Troyes over de ridders van de heilige Graal, de cyclus van tapijten met eenhoorns in het museum Cluny te Parijs en Don Quichotte. Al die meesterwerken zijn gemaakt in een tijd waarin moed, eer en trouw je reputatie bepaalden. Je stortte je in hopeloze acties die je dood betekenden, maar die men ondernam zonder na te denken, zonder twijfel of klankbordoverleg, omdat men het aan zichzelf verplicht was.

Jezus onderstreept door zijn formaat en blik dat zijn woord wet is. Zonder de voor en tegens tegen elkaar af te wegen, beschermt de ridder links zijn volk tegen een draak en de ridder rechts lijkt iemand in veiligheid te brengen. De twee voorbeelden dienen om de christelijke moraal te illustreren.

Wat is overgeleverd is het ideaalbeeld van de ridder, maar velen dienden als huursoldaten, de condottieres, en schopten het tot hertog, in de Po-vlakte stikte het van zulke types.

Ik bewonder de ridderlijke ethos. Het is het omgekeerde van opportunistisch denken, je volgt je principes in plaats van de uitkomsten van een business case berekening. 

Roland hypnotiseert iedereen die hem ziet.

In het oudste deel van de kerk, in de crypte, de kelder onder het altaar, zag ik eindelijk weer mijn Romaanse vrienden. Ik ontmoette ze in 2016, voor het eerst in Vézelay en daarna opnieuw in St-Léonard-de-Noblat, St. Domingo de la Calzada, Léon en andere kerken langs de Camino Francés.

T: Wat heb ik jullie gemist! Ik zocht jullie overal in Duitsland en Zwitserland, maar ik zag jullie nergens. Jullie leken verdwenen…

Welkom en het voelt alsof we elkaar gisteren nog spraken! We zijn verheugd maar niet verrast. Mensen die ons kennen komen we later weer tegen, dat horen we ook van onze broers uit heel Europa.

T: Ach ja, dat is jullie geheim. Hoe jullie, die voor mensen slechts versteende deugnieten, leeuwen, adelaars en pelikanen op de pilaren van Romaanse kerken lijken, contact houden met jullie even verstijfde soortgenoten in Frankrijk en Spanje…

(Zijn grijns lichtte op, of was het gewoon een weerkaatsing van het licht in mijn bril?). Dat is iets wat al onze mensen-vrienden niet begrijpen. En het is zo eenvoudig. We zijn allemaal even oud en vaak door dezelfde handen gehakt. We zien, ook al zijn we in verschillende kerken, dezelfde monniken en pelgrims. Zoals jij. Hoe kun je elkaar dan uit het oog verliezen? 

T: Dat is voor jou gesneden koek, voor mij blijft het nog altijd een raadsel. Maar, zeg me, hoe gaat het met jullie?

Niet te best. Er gebeurt te veel. Het is druk. Zoals je ziet steek ik tegen iedereen mijn tong uit. Maar niemand kijkt. Ze lopen hier rond en staren naar een lichtend ding in hun hand, of naar niets. Rambald ranselt Gottfried op de pilaar achter je. Olivier, het lam, staat daar ondersteboven. Niemand die het ziet. Wat doen we hier nog behalve wachten op het Oordeel?

T: Wanhoop niet! Vertrouw in je kracht en draai niet mee met de wind, dat doen mensen zonder visie, de lichtgewichten die met elke hype meeliften. Jullie schoonheid is een klasse apart die mensen opbeurt en die ze aan het denken zet. Wordt geen windvaan, wees trots op wat je kunt… en dus toon je tong zoals het een elfde-eeuws wonderkind betaamt!

OK, ik doe mijn best…. Pffffuuuuhh…..

Op bevrijdingsdag hangen overal kleurige posters met citaten van partizanen, zoals hier op het (uiteraard gele) stadhuis van Calendasco.

Ciao bella

Ciao bella Pavia!

23/24 april 2025. Dag 51: Pavia – Santa Cristina e Bussone: 29 km. Dag 52: Santa Cristina e Bussone – Calendasco: 27 km (4 km met een boot over de Po-rivier)

We waren nog nooit in Pavia geweest. Het ligt niet op de route naar de Piemonte, Veneto of Toscane. Maar nu weten we dat je deze stad niet moet missen. Ons programma zat niet vol met een lange reeks musea en monumenten. De grootste attractie was voor ons de stad zelf met een mooi oud centrum, de vele steegjes, weinig auto’s en natuurlijk de paleizen, kerken en pleinen die je in een provinciehoofdstad verwacht.

Twee nachten bleven we er. De eerste nacht omdat het pad daar eindigde, de tweede omdat er geen overnachtingsadres was aan het einde van volgende etappe. Nadat we de dertig kilometer in zeven uur hadden afgelegd, stonden we op een dorpsstation waar eens per uur een boemeltje stopt. We pakten die trein en 34 minuten later waren we opnieuw in de stad.  

Pavia ziet geel en geelbruin, zacht geel en donkergeel, verschoten geel en oranje geel. Of, we zijn immers in de buurt van Emilia Romagna, het is de stad van boter-, ei-, pasta- en parmigiano-gelen. Elke straat heeft een eigen geel-compositie, sla de hoek om en je ziet een andere gele regenboog. 

In onze tuin zijn geen gele bloemen. Nou ja, op de venkel na, maar die ruikt en smaakt heerlijk en het plantje kan het ook niet helpen dat het geel ziet. Maar hier, temidden van de overdaad is mijn geelangst verdwenen. Zelfs meer dan dat, we vinden het prachtig.

Plavuizen en keienvelden, de Piazza del Duomo met het bisschopspaleis (links), de Osteria Regisole (linksboven) en de dom (rechts)

Pavia is ook de stad met het wegdek van gladde, vuistgrote stenen. Het is onduidelijk voor wie het bedoeld is, mensen en voertuigen wijken met tegenzin hiernaar uit, want voor rubberen banden en schoenen liggen twee lange repen plavuizen door de keienvelden. Men loopt hier dus keurig achter elkaar om de keien te vermijden, op de andere plavuizenstrook komen de mensen je tegemoet. Rolt een auto door de straat dan doet je een pas opzij, voel je de keien door de zolen, en loop je verder via het vlakke steen als de auto gepasseerd is. Ik zag dames op hoge hakken voor wie dit alles geen probleem is. Zij zullen een netwerk van sluipwegen zonder keien kennen, en doodsverachting hebben.

Wij, kritische pelgrims, zochten in Pavia de nabijheid van de tweede stand op. Ons hotel ligt schouder-aan-schouder naast de dom en diagonaal tegenover het bisschoppelijk paleis.

De dom van Pavia.

Vandaag, op woensdag 23 april, wordt een herdenkingsdienst gehouden voor de overleden paus. We volgden de voorbereidingen vanachter onze tafel op het terras van Osteria Regisole aan hetzelfde plein, de Piazza del Duomo. Nauwelijks hebben we plaatsgenomen of een groep ontspannen zwarthemden komt uit het bisschoppelijk paleis en loopt onder de arcade, achter ons langs naar de ingang van het restaurant.

Op hetzelfde moment staat een hoge priester, een hogepriester of de bisschop, natuurlijk in het zwart, op het bordes voor de kerk. De deuren zijn gesloten. Als je meetelt heb je vrienden, rijen dik, echte vrienden, en dus heeft de onderprins op aarde een medewerker bij hem die de sleutels van de kerk beheert en praat hij met een kring notabelen uit de stad en staan, op slechts een fractie buiten de cirkel van ons-kent-ons, een paar opgedofte politieagenten met een sjerp en een rode bies op de broek, gewichtig te wezen. De handen rusten verzekerd op de Bromsnorrug, de voeten wiegen een ietsepietsje heen en weer, maar bovenal kijken ze met een zeer serieuze en zeer gewichtige blik naar eenieder die om hen heen staat.

De medewerker heeft in meerdere stappen de kerksloten verwijderd, de kerkdeur is open en het zwart en grijs verdwijnt naar binnen. De opperwachtmeester knikt naar de verdwijnende groep, de wereldlijke ordetroepen blijven buiten en intensiveren de al diepe rust van het Domsplein. 

De tijd vergaat, een voorvoorgerecht komt op onze tafel en daarna het voorgerecht, een pasta, wat wij tot hoofdgerecht bombarderen. 

Voor de kerk ontmoet men elkaar. Allemaal Omroep MAX leden met het speldje van een 25-jarig lidmaatschap. Men schudt elkaar de hand, bespreekt knikkend het nieuwtje van de dag en schuifelt de kerk in.

Dan komt de zwarte horde uit ons restaurant weer tevoorschijn. Een paar durfals lopen rechtstreeks naar de dom, anderen keuvelen zich eerst een weg naar hun paleis, grijpen een grote tas en wagen pas daarna de sprong naar de kerk.

De kerkverlichting is aangegaan, dat is het startschot want daarna stromen boomers en nog jongere mensen in groten getale naar de kerk.

We verlaten ons terras. Uiteindelijk zit ik in onze kamer en voor ik deze tekst tik heb ik een raam geopend om de gebeurtenissen op het plein te horen. Om half elf ontstaat rumoer, de politiemacht kijkt toe wanneer ik de eerste piepkleine mensjes uit de reuzekerk zie druppelen. De plichtplegingen zijn kort, de wegen scheiden zich buiten de kerk, het hoost inmiddels en maar weinigen hadden met een weeromslag rekening gehouden.

Iets over elven is het kerkplein verlaten. Alle auto’s, zelfs van de politie, zijn verdwenen als ik zie hoe de belangrijke zwarte man, nu slechts geflankeerd door een donkergrijs figuur, als laatste de kerk verlaat, fluks het glimmende lege plein kruist en pas onder de droge arcade van zijn paleis pauzeert. Uit binnenplaatsen en andere ingewanden van het complex stromen bescheiden auto’s die halt houden bij de man. Een laatste woord, een laatste groet en dan maken de auto’s een grote bocht, rijden vier verdiepingen beneden mij over straat en verdwijnen daarna in het labyrint van Pavia. Ik kijk van boven door de voorruiten van de auto’s, ik zie witte manchetten vlakbij het stuur en een witte boord waar het hoofd wel zal zijn. 

Dan wordt het stil en is er alleen nog de regen.

Het lekkerste deel van de wandeldag: een boottocht over de Po.

Oorwurm

De kathedraal van Pavia.

22 april 2025. Dag 49: Abbiategrasso – Bereguardo: 22 km, Dag 50: Bereguardo – Pavia: 20 km.

Tijdens een lange tocht beleef je hoogtepunten en heb je tegenslagen en blessures. Ik heb bijvoorbeeld last van een oorwurm.

In de vorige alinea aarzelde ik om het woord “pelgrimage” te gebruiken, in plaats daarvan schreef ik maar “lange tocht”. Een pelgrimage is voor mij een tocht die je actief uitnodigt om je waarden en meningen te betwijfelen en te verdiepen. Tijdens de Camino volgden we vanaf de eerste dag een pad naar Santiago. Regelmatig zag je een bord met daarop het aantal nog af te leggen kilometers. Je las hoe men vroeger over dezelfde wegen naar Spanje trok, mensen wensten je een Buon Camino, je struikelde over de Romaanse kerken die uiteindelijk allemaal familie van elkaar en van de kathedraal in Santiago waren, en langs het pad vond je overnachtingsplekken bij mensen die zelf naar Santiago waren gegaan, of dat anders hadden gewild. Je denkt na over de Camino, hoe die de Reconquista van Spanje bevorderde, of hoe de Camino in de vroege middeleeuwen de contacten tussen Europese rijken verstevigde. De stap naar de huidige tijd is dan snel gezet. De Camino versterkt je buikgevoel, ik ben een Europeaan, ik voel mij allereerst een inwoner van het gebied dat zich uitstrekt van Lissabon tot aan Polen en het voormalige Habsburgse KüK rijk. Tijdens de etappes door Frankrijk denk je: Marianne c’est moi! En daarnaast ben ik ook een Nederlander. Een timide Nederlander sinds we Schoof hebben, de pion, de stroman van oer-Hollandse rechts-extremisten. Stop.

Pelgrims voor de kathedraal van Pavia.

Wij zijn zes weken onderweg en we lopen over de Via Francisca van Konstanz naar Pavia. Rome is nog altijd slechts een stad in Italië. Pas in Pavia bereiken we de route naar Rome, de Via Francigena (met de klemtoom op de ci, de Via Frangena). Waarom heet die route trouwens de Via Francigena? Sint Franciscus ligt volgens de overleringen in Assisi en daar gaat de route juist niet langs. Ik zou verwachten dat je over een Via San Pietro e Paolo of over de Via Romana of de Via dei Papi naar Rome loopt. Maar dat is dus niet het geval en ik heb mij intussen aangeleerd om me niet in theologische onderwerpen te verdiepen omdat ik dan al snel verbijsterd raak over onnavolgbare verklaringen voor onmogelijke gebeurtenissen. Deze kloof, deze scheiding der geesten is de roze olifant tijdens onze tocht en die ik nog ontloop maar de spanning zal toenemen naarmate we Rome naderen. Ik heb veel achting voor Rome als het centrum van de antieke Romeinse cultuur en als een kunsthistorisch zwaargewicht maar voor kerkelijke autoriteiten heb ik weinig respect. Hun voorgangers hebben onnoemelijk veel leed op hun geweten. Als je denkt dat alleen jij de ultieme waarheid kent, als je überhaupt denkt dat er een ultieme waarheid is, wanneer je jouw woord tot wet maakt en de ander verketterd, dan word je geen zegen maar een gevaar voor je medemens. Niet voor niets eten Italianen met smaak de strozzapreti, de priesterwurgers, met een bloedrode tomatensaus.

Pavia, een stad vol geel.

Hoe dan ook, ik heb een oorwurm. In beide oren. Het begon op 28 februari, voordat we vertrokken. met een artikel in de krant over Rick Astley, de zanger van de one-hit-wonder Never Gonna Give You Up. Ik had het al jaren niet meer gehoord maar je leest de titel en het nummer dreunt weer in je hoofd. Weken later zijn we in Biasca, een dorpje in het Italiaanse sprekende deel van Zwitserland. We trakteren ons op een Aperol- en een Campari-spritz in de bar van een vriendelijk hotel. Ik volg de achtergrondmuziek, een reeks halfvergeten jaren tachtig hits. En jawel, vlak voordat we ons eten bestellen schalt Rick door de luidsprekers.

Rick

Een paar dagen later, in Ponte Tresa, het dorpje aan de Italiaans-Zwitserse grens, gebeurt hetzelfde. Opnieuw vullen de jaren tachtig de ruimte (eigenlijk zou ik liever Britpop uit de jaren negentig horen met veel Blur, nog veel meer Radiohead, wat Oasis en vooral – het allerbelangrijkste – goede nummers die ik nog helemaal niet ken), en plots staat Rick opnieuw op het podium. Rick is weer hot, Rick is terug van weggeweest en Rick heeft bovendien door geniepig ellebogenwerk een plaats tussen mijn oren veroverd.

We lopen tussen de rijstvelden en plotseling hoor ik Rick.

We zitten op een terras aan een Campari-spritz (I love Campari!) en Rick staat aan tafel.

We worden wakker en, het moet niet veel gekker worden, Rick klinkt in de kamer!

Ik moet ontRicken, I gonna give you up, I wanna let you down, het zal zwaar zijn. Maar het gaat gebeuren.

Onze Cees. Ons hondje loopt al 1000 kilometer met ons mee.

En dan is er koffie

Uit een nog oudere Noord-Italiaanse bloeiperiode.

20/21 april 2025. Dag 47. Fagnano Olona – Cuggiono: 24 km. Dag 48: Cuggiono – Abbiategrasso: 18 km.

We zijn in de vlakte van Lombardije. De heuvels zijn hier van Drentse hoogte, bergen zijn al kilometers lang uitgestorven, hier steekt weinig boven het maaiveld. Toch is het uit dit gebied, de vlakte die ergens bij Torino begint en tot aan Venetië doorrolt, waar de rijkdom van Italië vandaankomt. Ruim een eeuw geleden heerste hier een tijdsgewricht waarin een cocktail van ontdekkingen, waaghalzen, genieën en geldschieters tot allerlei nieuwe bedrijfjes gistte. 95% van de zaken waren glorieuze eendagsvliegen, op de stichtingsdag leegden talloze flessen Franciacorta en Prosecco bruisend vocht in lange, lange rijen glazen. De ondernemer glom, zijn vrouw op gepaste afstand eveneens, een priester gaf de geboorte een hogere zegen, familieleden keken afgunstig toe, en daarna bleek het product toch niet zo briljant als men had gehoopt, of niemand wachtte erop, of de uitvinder bleek geen zakenman of onder zijn bewind ontstonden sociale spanningen die de groei van de productie remden (zie: Novecento I en II  van Bernardo Bertolucci).

De overige 5% veranderden in een paar generaties de streek van een agrarisch in een verstedelijkt gebied waarin een steeds groter deel van de bevolking aan de armoede ontsnapte.

Zo gewoon is het hier.

Wij lopen de laatste paar dagen door het westelijk deel van de regio. Wie Lombardije zegt denkt aan Milaan (althans de mensen uit de mode, design, media en industrie) of het Como- en Garda-merengebied (de toeristen die hier hun campinggeluk beleven), en wat resteert is de overige onbekende 50% van het land. Wie kent plaatsjes zoals Varese (Ja, Bingo!, ik zie daar achterin een paar handen!), Arese (ah, Jawel!, daar zit de laatste Alfa-rijder!), Pavia (daar, buon appetito, dat zijn de lekkerbekken!) maar Abbiategrasso? (…), Gallarate? (…), Vigevano? (…), Busto Arsizio? (…). Ik weet het zeker geëerd publiek, U kent ze wel, maar U bent al moe, U heeft geen energie meer om Uw hand op te steken, toch?

Het zijn plaatsen met meer dan 50.000 inwoners. Hun collega’s in Toscane hebben elk een eigen inheemse druif, stadshistorici ontdekten daar in de archieven geboortebewijzen van wat schilders en schrijvers (lees: een gesubsidieerd informatiecentrum en wat standbeelden) , een monnik had er in duistere tijden last van visioenen en werd tot heilige gepromoveerd en de Nederlandse TV komt vervolgens langs, huurt wat terracotta-kleurige villa’s voor een diepzinnig interviewprogramma. Dan kent heel Nederland zo’n Toscaanse vlek, en trekken er nog meer toeristen naar toe.

Hier geen hoofdkantoren van Prada of Gucci maar wel heerlijke geuren.

In de kleine West-Lombardijnse plaatsjes is het anders. Geen terracotta, geen heuvels, geen pijnbomen, geen olijven. Geen souvenirshops, geen grootse terrassen, geen glamour of publiekstrekkers. Wat je hier wel hebt is een Italië zonder toeristen. Een bakker en slager, kruidenier en supermarkt, bar en restaurant, allen met veel zilver en roze in de etalages want het is vandaag pasen. Op straat lopen buurtbewoners en werkers die in niets op modellen uit de bladen lijken. Waar restaurants rond het middaguur zijn gevuld met mensen uit de omgeving, en waar men met elkaar de dag bespreekt als in Nederland de aardappelen op het vuur staan. Dit is een gebied dat niet appetijtelijk was voor het buitenland en daarom zijn karakter heeft behouden. Deze gemeenschappen zijn nog niet aan het toeristische beest opgeofferd.

We doorkruizen de streek en later, als we in het sexy Toscane of in het iets minder sexy Lazio zijn, zullen we het herinneren als het deel waarin van alles ontbrak, de grootse musea, de prestigieuze agriturismi, de keurig gerestaureerde monumenten. Dat is de charme van dit gebied, het heeft geen kapsones, het is puur, op zijn Italiaans.

Een van de iconische Italiaanse bedrijven uit de Po-vlakte is Bialetti. Alfonso Bialette richtte het op in Crusinello in 1919, twee jaar later ontstond overigens in dezelfde plaats Alessi. Ook in Italië had je een kortdurende gouden tijd. Bialetti is de fabrikant van eigenlijk maar een product, de Moka-Express, de koffie percolator. Alfonso schreef het patent in 1933 en het product dat je daarin ziet kan je nog altijd kopen. Iedereen kent het, talloze merken hebben het schaamteloos gekopieerd, maar niemand heeft het verbeterd. Het is in geniaal in zijn eenvoud. Het enige waarop je moet letten is dat je het op tijd van het vuur haalt, anders wordt de koffie bitter en verbrandt de rubberen ring.

Zoon Renato nam het stokje over van vader Alfonso. Dan volgt het gebruikelijke gedonder, de verkoop zakt in door de komst van nieuwe producten (zoals filterapparaten en goedkope espresso-machines), men gaat samen met een ander bedrijf, diversificeert en ploetert verder. In speciale Bialetti-winkels zie je tientallen Moka-Express modellen, van XS to tot XXL en in alle mogelijke kleuren. Voor 30 Euro heb je een apparaat dat twee prima espresso’s zet. Ik herhaal: voor slechts 30 Euro.

La Repubblica meldt donderdag dat Bialetti wordt overgenomen door Nuo Capital, een investeringsbureau uit Luxemburg maar dat uiteindelijk eigendom is van de Chinees Stephen Cheng. En dat betekent dat als je straks een Bialetti koopt, een deel van je centen naar een bankrekening van een Chinees gaat en een kleiner deel daarvan naar de communistische Chinese overheid stroomt, of een groter deel als men het daar benauwd krijgt. Een overheid die nog altijd de massamoordenaar Mao eert, de eigen bevolking onderdrukt, genocide pleegt, ouderwets koloniaal handelt en geen internationaal recht erkent.

Koester dus je Moka-Express als je er een hebt. En anders zou ik liever een tweedehands Bialetti kopen dan een nieuw model waarvan ik weet dat de winst naar Luxemburg en vervolgens op een wazige manier naar China vloeit.

En de paus is dood. De kop van La Repubblica: Addio Francesco. È morto Papa Francesco. Addio al pontefice riformista