Het beroemde plein in Lucca, het Piazza dell’Anfiteatro. In de toeristenbubbel.
9 mei 2025. Dag 66: Camaiore – Lucca: 26 km. Dag 67: Lucca – Galleno: 26 km. Dag 68: Gallone – San Miniato: 20 km
Een van mijn favoriete restaurants is Toscanini. aan de Lindengracht in Amsterdam Het bestaat al veertig jaar en het was een van de eerste osteria’s in Nederland, met eenvoudige gerechten in een informele ambiance en waar van alles naast elkaar aan de tafels zat. Toscanini is een instituut, het vijfentwintig jarig bestaan vierden ze met een heerlijk kookboek Toscanini Venticinque, en dezelfde auteurs, de koks Maud Moody en Leonardo Piacenti van Toscanini, schreven later De bijbel van de Italiaanse keuken en Pasta. Welke andere Nederlandse kok zou de last van zulke titels kunnen dragen?
Mijn laatste bezoek aan Toscanini was een werkdiner met een grote Koreaanse delegatie. Het eten was groots, de stemming steeg naarmate het eten vorderde en er werd meermaals getoast op een succesvolle samenwerking met veel vervolgdiners. De declaratie was in overeenstemming met het gepleegde werk en is later, naar ik begreep, op een tactisch moment ingediend. Maar terug naar Toscanini, die avond hoorde ik in de zaak geen Nederlands. Wel Engels, natuurlijk Italiaans en ik geloof ook Spaans. Toscanini leek losgeweekt van zijn omgeving.
De internationalisering die Toscanini, de kleine Toscane’s, had getroffen lijkt ook de vloek die het grote Toscane boven het hoofd hangt.
Gisteren bereikten we Lucca, de eerste grote toeristische Toscaanse trekpleister op de Via Francigena. Later volgen San Gimignano en Siena, voeg dat allemaal bij elkaar en dan heb je honderd kerken, honderd paleizen en duizenden meesterwerken om te bewonderen. De plattegrond van Lucca verraadt nog altijd een oud Romeins stadspatroon: een centrale oost-west verbinding (de Via San Paolini – Via Santa Croce) met haaks daarop de noord-zuid lopende straten en straatjes. Dit netwerk, met de daarin gevatte kerken, pleinen, binnenpleinen en paleizen, en beschermt door de buitenring van middeleeuwse vestingwerken, lijkt op papier de plek van een hechte gemeenschap. Een gemeenschap die haar inkomsten gebruikt om externe bedreigingen te weerstaan.

De duomo di San Martino aan het mooiste plein van Lucca.
In de gouden tijd kan dat zo zijn geweest, maar de huidige stad voelt eerder aan als een gatenkaas. Lucca is een plaats waar je op veel plekken geen gewone winkel meer aantreft, waar de bakkers en de slagers het hebben verloren van terrassen, galeries, Toscaanse restaurants en Toscaanse specialiteitenzaken (luxe keramiek, hoeden, zeep, kleding, wijn, olie en ja…. welke luxe komt niet uit Toscane?). In al die plekken waaruit het normale leven is verdwenen en de locale bevolking is vertrokken, in al die toeristengaten, kan je desondanks (of juist daarom) heerlijk vertoeven. Je pakt een terras, je eet goed en men spreekt Engels wanneer het nodig is. De toeristengaten zijn omzoomt door de meest prachtige bouwwerken die diepgang kunnen geven aan het genot van de tijdelijke bewoner. Ons hotel stond vlak bij de kathedraal van Lucca, de duomo di San Martino, en alleen die kerk is al een reis naar Toscane waard. Ik heb vluchtig de buitenkant bekeken, de voorzijde is van een absolute topklasse. Zou ik een week in Lucca slapen dan zou ik de kerk dagelijks bezoeken maar we hadden slechts twee uur om de stad te zien. Want vanochtend pakten we opnieuw onze rugzakken en trokken we verder, richting Rome.
Voor wie op vakantie is en via Lucca naar Siena en San Gimignano gaat en als klapstuk Florence bezoekt, krijgt de indruk dat heel Toscane een cultureel verantwoord pretpark is, vol mooie plaatsjes met daartussen wijn- en olijfgaarden. Ga je te voet door de regio gaat dan zie je dat het grootste deel van de regio totaal anders is, veelal dichtbebouwd met eenvoudige villawijken en alles in jasmijn, overal jasmijngeur want in mei bloeien jasmijnheggen en -pergola’s. Een hele streek lijkt gevuld met heerlijk geurende zeep.
De bakker in Galleno, buiten de toeristenbubbel, voor de dagelijkse focaccia.
Om 8 uur ’s ochtends stapten we in ons hotel naar buiten en liepen we dwars door het centrum naar de oostelijke stadspoort. We deelden de straten met mensen die naar hun werk gingen en in bars een koffie dronken. Kleine bestelauto’s brachten nieuwe voorraden naar de winkels en daartussendoor slalomden auto’s op weg naar een plek op de kleine en nog lege parkeerterreinen. Buiten het centrum, aan de andere kant van de vestingwerken van Lucca, zien we woonwijken met nog een enkel hotel en als we drie kilometer doorlopen zijn we in een andere wereld gekomen. Zonder hotels, zonder luxe-zaken voor vakantiegangers maar met een supermarkt, een groenteman, een bakker voor de buurt.
En soms wandel je door een prachtige plaatsje, zoals Camaiore of Massa of Pietrasanta, die ook gevuld zijn met palazzi, kerken en de Toscaanse sfeer maar die nog niet “ontdekt” zijn. Daar zit je op een terras tussen Italianen en geniet je eenvoudig van het “gewone” Toscane. Dat kan gelukkig nog altijd.
Heerlijk, Jasmijn.
In mijn Groningense tuin is ze nog bezig zich voor te bereiden op de bloei.
Waar zouden we zijn zonder Italiaanse koffie, gerechten, broden, kruiden en wat dies meer zij. En ook lezen we de effecten van de ‘vrijetijdsindustrie’, tja dat is onze wereld nu. Dank maar weer voor de beeldende beschrijving van deze tocht. Een fijne wandeldag maar weer, en gaat het goed met Cees?