Een voettocht van drie maanden begin je niet zomaar. Je kunt lang met het plan rondlopen maar je kunt, of wilt, niet gelijk tot actie overgaan. Dat is pas mogelijk als je gezond bent… en je conditie op peil is… en je de afwezigheid op je werk kunnen regelen… en rechtszaken of een onverwachts premierschap (Tim, het land heeft je nodig!!!) je evenmin belemmeren om te vertrekken… om maar wat randvoorwaarden te noemen. Pas als je denkt dat het allemaal gaat lukken, dat niets je meer kan weerhouden, begint Het Voorwerk.
Nadat de kogel afgelopen herfst door de kerk was gegaan, stortten we ons opnieuw in de pelgrimswereld. We bezochten bijeenkomsten van de vereniging Pelgrimswegen naar Rome (inderdaad, zo’n club bestaat), we zochten op het internet naar tips en looproutes, we maakten oefentochten met Cees, we verrijkten Bever met een reeks aankopen, we maakten afspraken met collega’s, de accountant en de krantenbezorger, we gingen op zoek naar iemand die op de poes kon passen, enzovoort, enzovoort.
De ballast
Over twee weken begint de tocht en in deze laatste fase houden we ons bezig met een onder pelgrims zeer populair onderwerp. Wat nemen we mee? Of beter: wat nemen we niet mee?
In 2016 waren we minder kritisch. Voor ons vertrek naar Santiago stonden twee grote rugzakken in de woonkamer. Rondom ons was de grond bezaaid met spullen. Alles paste in de rugzak, ik tilde het kreng op en liep door de woonkamer. Het was zwaar maar ik kon er mee lopen en, ach, die last zou gaandeweg wel afnemen want ik zou aan het gewicht wennen en mijn conditie zou ook nog verbeteren. Met zulke of soortgelijke argumenten probeerde ik mijn twijfel weg te nemen en dat lukte aardig. De realiteit was echter onverbiddelijk, de eerste twee wandelweken voelde ik mij een overbeladen pakezel. En de zak werd niet lichter, integendeel. Uiteindelijk dumpte ik een deel van de ballast bij een postkantoor voor een retourzending naar Groningen en ik beloofde mijzelf om die fout nooit meer te maken. Daarom maak ik nu, in 2025, rigoureuze keuzes, het pelgrimsleven is eenvoudig en de ezel stoot zich immers niet twee maal etc.
Ditmaal blijft de tent, het matras, de brander, twee gasflessen, kookpannen, borden en de thermoskan thuis. En een messingen lens. Plus de reservejas. En dan blijkt je pakket toch nog vijftien kilo te wegen, dat na het ontbijt uitdijt tot zestien (een fles sap) en later tot zeventien (potje paté, blikje sardientjes, stokbrood). Afgelopen maand liepen we met de zorgvuldig gekozen volledige bepakking. Het gewicht is fors maar acceptabel en valt goed te torsen over zanderige, Drentse paden. De Alpen en Apennijnen zijn iets minder vlak maar daar lopen we met wandelstokken waarmee je je bij elke pas kunt afzetten. En bovendien ben ik dan aan het gewicht gewend en is mijn conditie verder verbeterd.
Uitpakken gaat veel sneller dan inpakken. Een slaapzaal na een bagage-explosie van 5 minuten.
De route – de zoektocht
De wegen naar Rome en Santiago hebben volstrekt verschillende bewegwijzeringen. Die van de Camino is voortreffelijk. Ooit, in de jaren 70, begon iemand het Spaanse deel van de Camino Francés, het meest belopen pad tussen de Pyreneeën en Santiago, van gele pijlen te voorzien. Jacobsverenigingen in andere landen volgden dit voorbeeld, elk op hun eigen manier die recht doet aan nationale gewoontes, regels en budgetten. Het resultaat is dat al in Groningen een Jacobspad is aangegeven en dat, wanneer je al de schildjes, pijlen, paaltjes en bordjes maar stug blijft volgen, je uiteindelijk voor de kathedraal op de Plaza del Obradoiro staat.
Dat alles ontbreekt op de weg naar Rome. Die moet je zelf uitstippelen. Je kunt lopen via enkele Europese lange afstandswandelingen of je ontwikkelt je geheel eigen route voor het 2000 kilometer lange traject. Dat laatste klinkt absurd maar op bijeenkomsten van de Romevereniging zie je presentaties over hoe sommigen hiervoor vele avonden met een wandel-App doorbrengen. Gelukkig staan de coördinaten van gangbare routes op internet en kun je die data vaak kosteloos downloaden.
Een van de belangrijkste beslissingen in de planning is de keuze van de Alpenpas. De klassieke route gaat over de St. Bernhardpas (2469 m) maar dan leidt de weg veelal door Frankrijk en bovendien is die pas nog gesloten als wij daar in april aankomen. Wij kozen een route over de lagere St. Gotthardpas (2106 m) al kan ook die in april nog steeds onder de sneeuw liggen. Mocht dat het geval zijn dan vinden we wel een oplossing, dan pakken we de bus of trein, of regelen een helikopter.
Onze route zie je op de kaart hieronder. We vertrekken vanuit Hotel Le Bonheur in Eijsden, hetzelfde hotel vanwaar we ook aan de Camino begonnen (Le Bonheur is overigens een eenvoudig maar uitstekend hotel dat we alle Noorderlingen aanraden voor een eerste stop op de weg naar Frankrijk).
De route – het huidige plan
Daarna lopen we allereerst in twee dagen naar Aken en bezoeken we daar het graf van Karel de Grote en M. Jacobi’s Nachfolger Buchhandlung. Dan volgt de Eifel, komen we bij Trier, nemen we een eerste snipperdag en daarna gaan we verder, over een Europese lange afstandswandeling, door het Zwarte Woud en bereiken we bij Konstanz de Zwitserse grens.
In Zwitserland nemen we een ander pad, een Jacobspad dat het land Noord-Zuid doorkruist, via het plaatsje Schwyz en over de St. Gotthard naar het meer van Lugano gaat.
De route door Italië is nog onduidelijk. Waarschijnlijk lopen we om Milaan en via Pavia door de rijstvelden van de Povlakte naar Piacenza en de Apennijnen. Tot daar reikt onze blik, daarachter wordt het wazig. We kunnen dan het belangrijkste pelgrimspad naar Rome volgen, de Via Francigena, over Lucca, San Giminiano, Siena en Viterbo, of we nemen een andere route als we zien dat die weg verstopt is met hordes pelgrims die allemaal vanwege het Jubeljaar naar Rome gaan. Alles bij elkaar belooft de tocht een stuk pittiger te worden dan de Camino want het traject gaat grotendeels door berggebied en alleen in het Po-gedeelte zullen we over een vlakte zoals het Oldambt lopen. Daarnaast lijken de Duits-Zwitserse en Italiaanse delen nogal van elkaar te verschillen. In Duitsland gaat het door talloze kleine dorpen die in afgelegen gebieden met donkere bossen en valleien liggen maar waar we hopelijk, in tegenstelling tot in de Franse gehuchten, een bakker, een kruidenier maar vooral een Gasthaus om te eten en te slapen aantreffen. In Italië wordt alles beter, ik zie dan een pad langs oude paleizen, zonnige terrassen, tafels vol pasta’s en overal een terracotta landschap van golvende heuvels, cipressen en wijngaarden (ik herhaal: WIJNGAARDEN) en in de verte lonkt al het volgende, prachtige provincieplaatsje. Zo zal het zijn. Of iets anders.
Veelgestelde vragen
- Hoe lang is de route? – Weten we niet precies. Iets rond de 1800 of 2000 kilometer.
- Hoeveel dagen hebben jullie nodig? – Weten we ook niet precies. We hopen het in drie maanden te klaren.
- Waar slapen jullie? – Weten we ook nog niet. Alleen de eerste drie nachten hebben we gereserveerd.
- Wat eten jullie onderweg? – We eten wat de pot schaft. In Duitsland vrezen we een dieet van schnitzel met aardappelen, in Italië zal geen dag zonder pasta zijn.
- Hoe vindt Cees het? – Cees krijgt een geheel verzorgde vakantie met bagagevervoer en elke dag een overnachting vol pension. En extra brokjes. Vooral op dat laatste verheugt hij zich enorm.
Sjouwen wordt het sowieso. Ik wens jullie en Cees een groeiende conditie op deze jubeltocht naar Rome.
De voorbereiding, meestal ook de voorpret, het uitproberen, oefenen, afwegen, erbij, eraf, alles wat al een keer is gedaan wordt opnieuw beoordeeld. Een prachtige beschrijving van het wel en wee van de “voorbereiding”. Veel succes!
Ik blijf graag op de hoogte van jullie reis.
Goede reis
Ik wens jullie heel veel wandelplezier en tegen de tijd dat jullie in Rome aangekomen zijn is er wellicht een interessante vacature in het Vaticaan…