Bijna thuis

13 april 2025. Dag 40: Altdorf – Faido: 2 (met trein), 77 (te voet) km. Dag 41: Faido – Biasca: 25 km

Prossima Fermata Faido

We zaten in de trein van Altdorf naar Faido. Ergens na Altdorf boort de trein zich in de berg en zwoegt zich kilometers lang door Alpien gesteente, ver onder de Gotthardpas.

Bij de planning van de tocht vermoedden we al dat we niet over de Gotthardpas zouden lopen. De pas, 2106 meter hoog, gaat weer open in juni. Nu, in april, ligt daar het pad nog onder een dikke laag sneeuw. Op de Gotthard zijn het nieuwe en het oude hotel, het Hospiz waar ooit Goethe overnachtte, nog dicht en de militaire keuken eveneens, zo we daar überhaupt zouden worden toegelaten. We hebben geen keus en moeten, of we nu willen of niet, op een andere manier langs de hobbel.

Het station in Altdorf is van geriefelijkheden voorzien, een supermarkt, een bar-restaurant, graffiti-vrije muren. De trein vertrekt stipt op tijd, eerst zie je spectaculaire Alpiene landschappen, daarna is het even nacht en nadat iedereen weer is ontwaakt schelt door de wagons:

Prossima Fermata Faido

We passeerden niet alleen de Gotthardpas maar ook de Duits-Italiaanse taalgrens. 

Roest? Ondenkbaar in der Schwyz, wel in Ticino.

Arriveren we in Duitsland, Frankrijk, Spanje of in een willekeurig ander taalgebied en hoor ik een eerste aankondiging in de nieuwe taal dan is het niets meer dan een bevestiging van de situatie: Ah, dat klopt, we zijn in ….

Land ons vliegtuig op Schiphol en verwelkomt de stewardess ons in het Nederlands dan denk je: Nog twee uur treinen en dan zijn we thuis.

Maar met het Italiaans is dat anders. Ik hoor de boodschap maar wat nog belangrijker is, de klank, het ritme, de taal. Wah!!! Ik ben er. Eindelijk weer. Thuis. ik ben weer terug. Heerlijk!

Gaan we met de auto naar Italië dan stoppen we bij de eerste Agip- of Eni-pomp. Elke reis. Ik loop naar de bar en bestel een espresso. Of eigenlijk: ik loop met een glimlach naar de kassière, ik betaal voor de caffè, ontvang het bonnetje, loop dan naar de barman, leg het papiertje op de toog en vraag om un caffè per favore. De rompslomp van de bestelling ergert mij niet, integendeel, we zijn weer in Italië, zo hoort het. En, inderdaad, nooit een cappuccino na de ochtend.

Het kiezen van een auto is dan ook niet moeilijk. Het moet Italiaans zijn. Collega’s denken dan dat ik een grap maak. Mijn vrienden weten wel beter. Als ik in een Alfa of een Fiat stap dan loop ik voor een seconde over de Piazza Navone, of zit op het terras van Gelateria Nico aan de Zattere in Venetië, of sta op het stadsbalkon van Gubbio en kijk uit over Umbrië. En doe mijn gordel om en start de motor.

Het is het resultaat van de reizen tijdens mijn middelbare schooltijd met mijn ouders naar Italië, naar mijn zus Marja in Rome. En van veel zwerftochten die ik later alleen maakte door Noord- en Zuid-Italië. Ik kom aan, ik passer de douane, hoor het Italiaans om mij heen en daarna verdrink ik in het land en meestal hoorde ik de eerstvolgende weken geen andere taal dan het Italiaans. Umbrië, Basilicata, Calabrië, grote delen van de Veneto en de Po-vlakte waren 30, 40 jaar geleden nog onberoerd door het massatoerisme.

In zo’n dorpje adem je toch prettiger?

Prossima fermata Faido.

Niet alleen de taal is anders. De plaatsjes langs het spoor zijn ook veranderd. Ik zie Goddank geen Duits-Zwitserse middenklasse paleisjes meer die uit glas, roestvrij staal en strak wit gestucte ziekenhuismuren zijn opgetrokken. Nee, hier heerst meer smaak, hier zie je huizen met gekleurde façades, die zelfs uit het vorige millennium stammen, met houten luiken voor de ramen en rozemarijn in de tuin. Soms bladdert het stuc, of moet het hout weer geverfd worden. Gelukkig, hier zijn andere, belangrijkere zaken in het leven dan het bijhouden van je onroerend goed. Hier zijn alimentari, macellerie, paneficerie en bars waar mensen toch anders achteloos rondom zich heen spieden.

We zitten op het terras van onze kamer in Hotel Faido. Het is een plat dak van 20 vierkante meter met een bitumen bodem, rondom een roestend hekwerk, twee door de zon verkleurde plastic stoelen en met een uitzicht op portiekflats die na twintig jaar wachten nog altijd op een renovatiebeurt hopen.

Monique ontvangt een bericht. Henk en Ditta uit de Oranjebuurt vragen waar we zijn, ze hebben in hun camper de files voor de Gotthardtunnel getrotseerd en rijden nu verder in de richting van Venetië. Een kwartier later zitten we met ons vieren op het officiële terras van het hotel aan de Piazza Stefano Franscini. Stefano kijkt ons aan, een man van brons heeft weinig keus, en hij staat stijfjes midden in ons blikveld. Later lees ik dat hij een Zwitsers minister van binnenlandse zaken was, maar dat waren er wel meer, en een van de oprichters van de ETH, de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich, een universiteit die zich met de besten van de wereld kan meten, ik heb er ooit eens watertandend en diep onder de indruk in de fysisch-chemische laboratoria rondgelopen, en daarom neem ik nu alsnog, zittend op mijn bed in Biasca, mijn Fjällraven-hoed diep voor hem af.

2025, Groningse belegering van Faido.

Het Nederlands neemt al snel de overhand op het terras van Hotel Faido. Een jaar vakantie zit om de tafel. Wij zijn al bijna halverwege onze drie maanden en merken dat de tijd in niets op een stipt regelmatig koekoekende klok lijkt. De tijd scheurt steeds sneller voorbij, wat een paar dagen geleden lijkt is in werkelijkheid al twee weken terug gebeurd. Nog even en we zien Rome, althans zo voelt het. Henk en Ditta staan daarentegen aan het begin van hun omzwervingen. Europa ligt aan hun voeten. Gisteren Duitsland, nu Faido, voor de rest van de week wacht Venetië en daarna stopt een veerboot en wat dan volgt is een nu nog gelukkig-wazige omzwerving door Griekenland, Albanië, Montenegro en wie-weet-welke-andere plaatsen. Drie maanden zijn ze op reis, het kan ook iets meer worden, maar wat vaststaat is dat we later, heel veel later, ooit, opnieuw om de tafel zitten maar dan in Groningen en we de rekening opmaken. Waar waren we? Wat toonde het mij? Wat voelde ik?

We wensen jullie een prachtige tijd! 

À propos, Mathieu van der Poel heeft opnieuw Parijs – Roubaix gekraakt.

De eerste herinnering aan onze eindbestemming

2 gedachtes over “Bijna thuis

  1. Zou het dan toch bestaan? Dat je verre verre voorouders uit een ander land dan Nederland woonden, leefden, geboren zijn, en als je dan in dat land bent voel je gewoon dat je daar thuishoort. Zoiets moet het zijn als we de gevoelens van Tim lezen. Het is mooi om bijna thuis te zijn, te voelen dat je eigenlijk daar moet zijn en niet in het barre Groningen, of is het toch anders….?
    En toch weer erg leuk om buurtgenoten tegen te komen, espresso’s te drinken en routes te bespreken. Wij kijken uit naar de beschrijving van de Italiaanse ervaringen, naar de gedachten en gevoelens tijdens de tochten, of er weer dichterbij de oorsprong wordt gekomen en zo meer. Wij zijn ook een beetje in Italie, we proeven ook die heerlijke espresso, we ruiken het versgebakken brood, we zien de heerlijke worstjes voor ons. Schrijf, schrijf, schrijf; uiteraard na wandel, wandel, wandel…of scrivi tutto dopo la tua passeggiata

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *