werk van Juan Manual Florenza – 1
Ik heb het eerder geschreven maar ik herhaal het opnieuw, de verschillen tussen achtereenvolgende overnachtingsadresjes zijn enorm. Op zaterdag waren we te gast bij een Française waar de pelgrims in het souterrain sliepen en op de eerste verdieping, in haar woonkamer aten omgeven door foto’s, aquarellen en boeken over Marokko. De dag daarna liepen over de oprijlaan naar een histancia-achtig gebouw uit de 18e eeuw (lees: vakwerk-wanden en deurposten bedoeld voor mensen van 1.80 meter en kleiner) dat werd bewoond door een prachtig ouder echtpaar. De man, Juan Manuel Florenza, schrijft en schildert, zijn felgekleurde werken met veel naakt hangen op alle wanden in het hoofd- en de bijgebouwen. De vrouw was in haar jongere jaren een balletdanseres en spreekt vol passie over die tijd en over de jonge dansers die ze nu als mentor begeleidt. Wat een energie!
Vandaag blijven we een nacht in het bijgebouw van een oud Dominicanenklooster in St. Sever waar een gemeentelijke pelgrimsherberg is gehuisvest. Eenvoudige inrichting met crèmekleurige, kale wanden en vloeren en een pakket stichtelijke en toeristische folders op de gemeenschappelijke eettafel. Eerdere gemeentelijke herbergen hadden een soortgelijk simpele inrichting. De koopman in mij zegt dat men de schone maar karige inrichting heeft genomen uit kostenbesparingsoverwegingen maar toch, na twee maanden Camino, hoop ik dat hiervoor ook meer poëtische redenen zijn. In deze ruimtes wordt je niet afgeleid door radio, TV of internet en ook aan boeken heeft men hier geen geld uitgegeven. Als je de enige gast in de herberg bent dan heb je in deze omgeving tijd en rust om na te denken over zaken van belang, wellicht over de redenen waarom je op pad bent gegaan; een groot verlies, een onbekende toekomst of bijvoorbeeld een leven na het pensioen.
Het doet mij denken aan de rust van de monnik die zich in zijn kloostercel verlost weet van de dagelijkse beslommeringen en zich, dag-in-dag-uit, richt op het leven en de leer van de apostels en andere heiligen.
In bibliotheken, musea en concertzalen is het niet anders. Je zit in een ruimte zonder verdere afleiding waar je met volle concentratie tekst, muziek of beeld ervaart, die interpreteert en daardoor ontroert wordt.
Hoe anders verloopt het denken wanneer je op de Camino loopt. In je hoofd walsen als in een wijnglas gedachtes rond over allerlei onderwerpen. Je bent niet passief een werk van iemand anders aan het consumeren maar je bent nu zelf de schepper, alles is mogelijk, je hersenen en fantasie bepalen het verloop. Sommige gedachtes trekken elkaar aan en vormen tezamen iets nieuws terwijl later beelden juist uiteenvallen in onverwachte elementen. Je brein schrijft vliegensvlug een kladblok vol met krabbels, doorhalingen en pijlen dat uiteindelijk tot een analyse leidt, of tot een idee of tot helemaal niets. Om daarna een nieuw “denkwerk” te maken.
Het is een schijnbaar ongecontroleerd proces dat tot nieuwe inzichten leidt. Maar zoiets gebeurt vooral als je een goede dag hebt, de rugzak niet te zwaar is, het pad niet te lastig en een frisse wind vriendelijk in je gezicht blaast. Het is niet elke dag feest.
En natuurlijk moet je niet gehaast zijn door allerlei afspraken en deadlines, of geïrriteerd zijn door een mail of een sukkel, of voortdurend gestoord wordt door je iPhone en ook als je ziek bent en je hele hoofd verstopt zit kan je beter gedachteloos naar de beeldbuis staren.. Maar van al die beperkingen hebben we geen last tijdens de Camino.
Ik loop honderd meter, zie een laagvliegend vinkje, geniet van een doorkijk in het bos en ruik de geur van een bloeiende bremstruik. In de tussentijd koppel ik een pelgrimsherberg aan een monnikencel en een claustrum aan een brainstormsessie en ben overtuigd dat we zo veel meer met onze verbeelding, onze inventiviteit en intuïtie kunnen doen. Terwijl je beweegt vallen zonder moeite de stukjes van verschillende puzzels in elkaar. Het gaat moeiteloos, de denkstappen zijn niet het gevolg van zwoegwerk maar juist van ontspanning, een open blik en niet beperkt door procedures, agendapunten, standaard formats of wat dan ook.
Het moet stil zijn tijdens zulke sessies of, nog beter, als om mij heen een zacht muziekje klinkt van natuurgeluiden met een briesje, zoals hier in Frankrijk, op de Drentse hei of het strand van Schiermonnikoog. Gaat iemand op drie meter telefoneren dan houdt alles op, wordt het zwoegen en stokt de associatieboog.
werk van Juan Manual Florenza – 2
Ik sta nu in het voormalig claustrum van de Dominicanenklooster te St Sever. Het klooster is natuurlijk tijdens de Franse revolutie bestormd, leeggeroofd, onteigend en daarna verkocht aan een revolutionair of de hoogstbiedende die het als paleis had ingericht. De kleinzoon van de nieuwe eigenaar zal echter al het geld hebben verbrast want het gebouw is verkocht, is ziekenhuis geweest en staat er nu vervallen bij. De arcade is er nog maar de ornamenten zijn beschadigd en het centrale plein dat vroeger een “hortus conclusus” was, is nu een cementen vlakte. Het gebouw is niet heel oud, 16e eeuws met de grote delen stammend uit de 18e of zelfs 19e eeuw. Het meest raadselachtige is een bordje boven een van de twee toegangspoorten dat zegt “Hõhe 2.75”. De tekst is Frans, Baskisch noch Spaans. Is het een overblijfsel uit de 2e WO, op de binnenplaats kan je met gemak 20 grote Mercedessen kwijt van officieren en collaborerende Fransen of honderd joden en verzetstrijders verzamelen voor hun vertrek naar het Oosten. Ik begrijp het niet, ik zie het bord bij mijn eerste omgang onder de arcades, het vormt een uitroepteken boven de poort. Al in 1946 zou een Fransman het bord van de muur hebben gesloopt of het laten verdwijnen met een witkwast. Volgens de buitenkant van het gebouw huist hier het Musee Jacobin, maar dat waren geen Duitsers, mijn hersenen laten me in de steek, ik begin aan de tweede rondgang.
het raadsel van St Sever
Op de eerste verdieping zijn gesloten ramen waarachter een andere, verheven rondgang is verborgen en waaraan de nissen van de Dominicaners lagen. Wat zouden de monniken hebben gedacht toen ze hier 300 jaar geleden liepen. Of in de vele andere kloosters, we zijn 100 kilometer van Spanje waar de Roomse kerk nog altijd een aanzienlijk onroerend goed portefeuille beheert. Monique en ik hebben hier twee keer het klooster van Santo Domingo de Silos bezocht. Het klooster van Santo Domingo de Silos is nog altijd in functie, zelfs de Spaanse burgeroorlog heeft het gebouw zonder schade overleefd. Hebben de monniken, terwijl ze hun rondjes onder de arcade liepen, gewerkt aan nieuwe theorieën? Kloosters staan niet bekend om hun revolutionaire gezindheid en bankierende nieuwe inzichten maar dat is de mening van een 21ste eeuws persoon die in 40 jaar tijd de verandering heeft meegemaakt van typemachine met carbonpapier naar een iPhone. Kloosters waren echter honderden jaren het centrum van de wetenschap. Theologische, filosofische, juridische en medische discours vonden hier plaats of op de paar net gestichte universiteiten. We waren naar Santo Domingo de Silos gereisd om het wereldberoemde Gregoriaanse koor te horen en een architectonisch wonder van het claustrum te bezoeken. We arriveerden op een zondagmiddag en beseften te laat dat dan alle wereldse functies van het klooster voor een dag waren gestopt. De muziek was echter van een hemelse schoonheid zodat we de reis niet voor niets hadden gemaakt. Jaren later keerden we terug, ditmaal hadden we van te voren de openingstijden gecontroleerd. De Romaanse kapitelen zijn van het claustrum zijn niet door een ambachtsman gemaakt, de professor onderscheidde 3 of 4 stijlen waarvan alleen de eerste twee op de goedkeuring van Walter Muir Whitehill konden rekenen. Ik kan mij geen mooiere Romaanse kapitelen herinneren maar ik ben een leek en ik heb gelukkig nog maar een fractie van al het schone op aarde gezien.
Het claustrum is in 1942 in detail door Whitehill beschreven. In zijn boek “Spanish Romanesque Architecture of the Eleventh Century” beschrijft hij de kapitelen in detail op meer dan 10 pagina’s en hij presenteert een nieuw en, naar ik aanneem, baanbrekend inzicht in welke fasen het claustrum is gebouwd. Zowel het aantal pilaren als ook de afmetingen van de vier zijdes verschilt zodat het ogenschijnlijke vierkant in werkelijkheid een parallellogram is. Gek genoeg laat hij een element onvermeld dat voor een specialist Romaanse kunst wellicht triviaal is maar wat de leek gelijk opvalt als hij de ruimte betreed en zijn ogen en geest zijn gewend aan de rust en het licht. Zonder enige aanleiding overtreden twee pilaren de Romaanse stijlvoorschriften. Nooteboom heeft het prachtig beschreven in “De Omweg naar Santiago”, maar ik heb het boek niet bij mij dus jullie moeten naar Godert walter gaan om zelf een exemplaar te kopen.
de pilaarrevolutie van St. Domingo de Silos
En dan keer ik weer terug tot de Camino en de ideeën die kunnen ontstaan bij een wandeling van een ontspannen geest door een rustige, natuurlijke omgeving. Ik denk niet dat de monniken hier tot volledig nieuwe theologische inzichten zijn gekomen, anders vrees ik dat de Jezuïten het pand hadden bezocht en de omwoners zich aan het vuur van een paar brandstapels hadden kunnen verwarmen. De vele perkamenten en in kalfsleder gebonden werken van de bibliotheek tonen aan dat het klooster een centrum was van de medische wetenschap en de muziek. En dus denk ik dat een monnik, laten we hem Jaime noemen, hier rondliep en al neuriend lopend aan een nieuwe compositie werkte die wellicht voor 95 of misschien wel 99% volgens de conventionele Gregoriaanse regels was opgebouwd maar dat hij, na al zijn dagen van concentratie, contemplatie, intuïtie en zweten, uiteindelijk een nieuw stijlelement als een terloopse voetnoot in een van zijn gezangen introduceerde. De auteurs van de oude gezangen zijn anoniem dus Jaime blijft helaas voor ons een onbekend genie.
Of, een ander voorbeeld, dat enkele eeuwen voor Jaime, de monnik-bouwmeester van van het geplande klooster Santo Domingo de Silos rondliep, in een ander claustrum natuurlijk, en het bouwplan overdacht. Het bestaande plan bevel hem, laten we hem Pedro noemen, maar matig, Pedro was een dromer die zich verbaasde aan de schoonheid van de natuur. Ik zie voor me hoe Pedro rondliep na een uitgebreid maal in het refectorium waarbij hij misschien een enkel glas wijn had gedronken. Zijn ogen dwalen af, kijken naar de pilaren van het claustrum en daar, op dat moment, flitst het idee door Pedro’s hoofd en zag hij voor zijn ogen de gedraaide pilaar, met de uitstraling van een stenen wervelwind of, volgens zijn mokkende tegenstanders, van gekruiste vrouwenbenen. Hoeveel rondjes hebben de architect met de twijfelende abt wel niet gelopen voordat de hogere clerus instemde met het ontwerp van Pedro. Om daarna dit wonder tot in lengte der dagen achter de dikke kloosterdeuren verborgen te houden en te voorkomen dat deze “innovatie” elders zou worden gekopiëerd.
Mijn stelling is, ik heb het nu weer over de huidige tijd, dat we te weinig lopen of andere activiteiten verrichten waarbij we onze gedachten vrij laten fladderen. Als in mijn vakgebied een oplossing voor een probleem wordt gezocht dan gaan een aantal experts in een kamer zitten en ontstaat, heel efficiënt, in korte tijd een lange lijst met allerlei mogelijke oplossingen die op gele briefjes worden genoteerd en daarna verder worden verwerkt.
Waarom gebeurt het zo weinig dat je zegt “doei, ik ga even lopen en ben over drie uur wel weer terug” om het gehoorde en geziene op je eigen chaotische wijze te verwerken, naar de merels kijkend en de boslucht insnuivend, en dan “PING” op een ander idee komt en dan “PING PING” op een nog beter idee, je je eigen brein autonoom laat werken, vertrouwend op zijn intuïtie en ervaring? En daarna terugkeert naar de hogedrukpan in het zweethok. Ben ik te lang op de Camino, kan dit niet werken omdat je tijdens zo’n wandeling denkt aan je hypotheek en daarna “PING” een mail ontvangt en dan “PING PING” nieuws van de Volkskrant krijgt?
We moeten meer tijd opeisen om vrij te denken. Dat doen we nu tijdens een zondagsuurtje maar ik ben overtuigd dat dit te weinig is en dat wij, de samenleving, onze economie, ons land zal profiteren als we durven af te wijken en meer vertrouwen op het ongrijpbare kapitaal van de menselijke creativiteit. Kinderen en studenten volgen jarenlang onderwijs, verzamelen ladingen kennis, leren kritisch denken en vormen zich hopelijk ook op cultureel gebied. Die cocktail levert veel meer potentie tot innovatie dan dezelfde kinderen in landen als Iran of Rusland waar ze het uit het hoofd moet laten om vragen te stellen die hun leraar, professor of het systeem niet bevalt.
Ik keer terug naar mijn eerdere vraag: waarom maken we in het Westen zo weinig gebruik van de kracht van de creativiteit van onze kritische burgers? Ik zie twee redenen maar ik heb niet de proefschriften gelezen die hierover zullen zijn geschreven en zal onwetend zijn over onnoemlijk veel nuances. Het lijkt mij dat mijn voorstel allereerst haaks staat op de steeds sterker wordende sportcultus, sport past goed bij de huidige fetisj van meer, sneller en efficiënter maar een zwetende tennisser let op de bal en niet op de gedachtensprongen in zijn hoofd. Daarnaast verdwijnt de stilte uit onze samenleving. Muziek schettert al decennia lang in winkels, café’s en openbaar gebied maar door de opkomst van iPods en iPhones lopen, fietsen en werken steeds meer mensen met oordopjes waaruit hun favoriete muziek schettert. Wat is dat toch? Waarom moet je trance, metal, hip-hop of wat dan ook horen als je ’s ochtends vroeg door een park rent? Is het de angst voor de leegte of verveling? Ik hoop van niet, dat het een gewoonte is die men gedachteloos van anderen overneemt. Want als je bang bent voor verveling, als je creativiteit zo gering is dat je de hele tijd maar beziggehouden wil worden, dan is het tijd voor een vakantie (of een sabbatical)
April 2016, Captieux – Orthez