De vlakte…

(Boadillo del Camino -) Villamentero, 14 mei, 17 km, Totaal: 1974 km

We lopen op de Meseta en we komen steeds dichter bij diens kern; het destillaat van de Spaanse hoogvlakte. Het gebied waar slechts af en toe een kerktoren op wacht staat naar een eenzame pelgrim op weg naar het Westen. Don Quijote zou zich hier thuis voelen, moderne windmolens staan op heuvelruggen in het landschap, zijn lans zou de wieken geeneens hebben bereikt, zo hoog zijn die krengen, maar hij zou luidkeels de oorlog hebben verklaard aan deze indringers en vooraan staan in het verzet tegen de “fracking” activiteiten in Spanje.
Het lijkt alsof we weer in Noord Frankrijk zijn, een gebied met weinig hotels en albergues. In Frankrijk waren wij de enige pelgrims en was er plek in elk onderkomen dat we belden. Hier zijn wij slechts twee van de 100+ pelgrims en worden we gedwongen om steeds eerder onze onderkomens te reserveren. Ik heb zojuist (op Zondag) in vloeiend (eh…) Spaans een kamer voor dinsdag gereserveerd. In een albergue, in Calzadillo de los Hermanillos, het eerstvolgende overnachtingsadres ligt 17.5 kilometer verder. Je begrijpt, we willen niet het risico nemen om aan de balie te horen dat het is volgeboekt. Om dan 4 uur verder te lopen. Ik weet inmiddels dat het gesprek goed verloopt totdat ze om mijn naam vragen. “Tim”. “Que?”. “Tim, di Timothy”. “Como?”. “Tiiiiim!”. We zijn in hotels aangekomen en ik zag dat Tim was verbastert tot Olieman of iets dergelijks. Reserveren namens “Tim e Monica” is een stuk gemakkelijker. “Ah Monica!”.
We staren op de kaart in onze gids, het is duidelijk, dit is het Spanje waar Cees Nooteboom over schreef, waar provinciale wegen meanderen tot locale straten en uiteindelijk veranderen in de witte paden van de Michelin kaart, waar je de motor uitzet, uitstapt en ….. niets hoort, niemand ziet en staart over verlaten velden.
Dit is het Spanje van de dieprode wijn uit aardewerken kroegen, waar de ham niet uit een plastic vacuüm verpakt doosje komt maar met zorg van een varkenspoot wordt gesneden. Waar je om 6 uur ’s avonds een wijn bestelt in plaats van een diner. Dit is het Spanje waar wij van houden, waar de bar achteloos een Ribero del Duero schenkt dat alle huiswijnen van Groningen (en Amsterdam) in de schaduw zet.
We lopen inmiddels drie maanden naar Santiago en hebben diep respect voor de pelgrims van 500 jaar geleden. Zij wisten niet waar ze zouden overnachten, dat regelden ze wanneer ze aankwamen. Elke dag opnieuw. Het waren mensen die werden gewantrouwd door de locale bevolking en vaak eindigden ze op een harde bank of een koude vloer in een kerk. Wij en andere pelgrims kunnen geeneens in de schaduw staan van onze voorgangers. Als wij op weg zijn en om 11 uur ’s ochtends een bar binnenstappen dan heerst daar rust, iedereen staart naar zijn schermpje en bliepjes verraden dat WhatsAppp berichten en andere nonsens binnenstroomt.
Wat zou ik dan graag mijn Walter Muir Whitehill boek over de Spaanse 11e eeuwse Romaanse kerken openklappen en zijn appendices met bouwtekeningen van de Santiago basiliek bestuderen! Een boek dat, ondanks al het oorlogsgeweld, werd gepubliceerd in 1941 (Oxford! University Press). Maar dat boek ligt thuis, te zwaar. Of een boek van Borges, of van Calvino, of van Kundera, of van Tabucchi of van Auster, of van Raoul Schrott, of van Diderot of Voltaire, maar alles ligt thuis en ik heb slechts een iPhone. En van veel werken is geen eBook versie beschikbaar.
Sterker nog, ik heb tot nu toe, na bijna 100 dagen, geen enkele (GEEN ENKELE!) pelgrim in een boek zien lezen. Nogmaals: geen één! Mijn leeftijdsgenoten en jonger keken slechts op hun telefoon. Was dat juist niet een van de vele redenen om te vertrekken? Een cultuur zonder kennis van zijn verleden is dood. Morsdood. Dat gat wordt niet door talkshows opgevuld, daarvoor moet je moeite doen, moet je boeken lezen, moet je muziek van 200 of 400 jaar oud waarderen, dat geeft je zoveel plezier maar daarvoor is geen begrip. Dat heeft een negatieve business case.
Tegen elke puber zou ik zeggen: fuck the business en ontwikkel jezelf! Ga naar de universiteit. Een echte universiteit. Amsterdam, Leiden, Groningen, Utrecht. En vorm je mening. Struikel over de opinies van anderen maar leer zelfstandig denken. Anders blijf je een naïef kind en volg je de wind en word je weggeblazen.

Ooievaars!

Ooievaars (hoeveel?) op de kerk, Boadillo del Camino

(Hontanas -) Boadillo del Camino, 13 mei, 22 hr, 13 ºC, 29 km, Totaal: 1957 km

We hebben een tweede dag door het groene universum van de Mesata gelopen. In de Meseta staan geen bomen en daardoor heb je onbelemmerd uitzicht over glooiende groene vlaktes, een voetbalveld tot aan de horizon waaruit plots de besneeuwde toppen van het Picos gebergte oprijzen. Door dit monochrome landschap kronkelt de Camino en ploegen tientallen pelgrims zich voort over het enige reepje anderskleurige wereld, een bruin modderig voetpad. 100.000 paar voeten zullen dit jaar hier doorheen ploegen. Kilometer na kilometer loopt de troep, door dorpjes waar ze de bars bestormen en iedereen zich vult met koffie en tortilla. En daarna worden de rugzakken nogmaals omgegord want de modder roept ons opnieuw. Een aantal personen vallen af, verdwijnen uit ons beeld maar kunnen (dit is de Camino) 5 dagen dagen later op een Plaza hun koffie drinken terwijl jij langsloopt. Buen Camino!

Boadillo3

op de modderstrook, bij Castrojeriz

We slapen in Boadillo del Camino, ook wij hadden nog nooit van dit gat gehoord. Een bruin eiland in een groene zee. Maar de branding is sterk en de huizen aan de rand van het dorp staan op instorten en lijken spoedig te vergaan in de golven van het groene gewas. Onze albergue is Nagelneu, staat tegenover een kerk en is een oase van comfort in de harde wereld van de Spaanse vlakte. Het raam is open, we lopen naar binnen en binnen 5 minuten ligt de inhoud van onze rugzakken op het bed, stoelen, tafels, nachtkastjes en een wastafel. Dan hoor ik geklepper, een oergeluid dat ik herken uit Drenthe, Ooievaars!  Ooievaars!! Waar, waar zijn jullie? Dat is een domme vraag. Elke Spanje-ganger kan je vertellen dat ooievaars de meest gelovige dieren op aarde zijn. De meest Roomse in het vogelrijk, op de kerktoren, het schip, de zijbeuken, overal hebben ze hun nesten gebouwd en staat een vogel quasi nonchalant het gekrioel beneden hem (of haar) te bekijken. Inderdaad, hun verenkleed lijkt op dat van monniken, maar daaruit priemt de wortel, een losbandige streep fel oranje dat overal in het dorp te horen is. Het zijn geen trappisten, als ze elkaar begroeten lijken het eerder chique dames die elkaar op de boulevard luidruchtig toespreken.

Het is tien uur. Ik zit op mijn bed en tik dit verhaal, buiten valt de nacht. Ik buig voorover, op twintig meter afstand zie ik een bundel van één meter takjes op één van de hoeken van de kerk. Ik had verwacht dat de ooievaar niet meer parmantig in zijn (of haar?) koninkrijk zou staan. Maar nee!, zelfs nu, als de nacht begint, staat hij (of zij?) op dezelfde plaats boven op de kerk en hoor ik geklepper. Kleppert hij goedenacht tegen zijn buren? Ga toch slapen ooievaar!, strek je pootjes in je mandje, net als Puck (hoe zou het met onze Puck zijn?) slaap zacht en maak mij morgenochtend maar wakker met je geklepper!

De Hel

de Méseta, bij Hornillos del Camino

(Burgos -) Hontanas, 12 mei, 22 hr, 9 ºC, 34 km, Totaal: 1928 km

Na Burgos begint de Meseta. Dat wisten we sinds de bijeenkomst van het Jakobsgenootschap in de Martinikerk. Het werd bevestigd door andere pelgrims in België en Frankrijk.

Eigenlijk betekende het: Na Burgos begint de Hel. Je komt op een vlakke bakoven van een paar honderd kilometers, De zon brandt boven je hoofd, het pad is bruin en stenig, alles bruin, geen boom, geen akkers, niets, alleen jij, de stakker die voortzwoegt, ploetert, struikelt en hopelijk weer boven komt.

Na Burgos begint de Meseta. Rita uit Oostende vertelde hoe ze om 5 uur ’s ochtends met haar Meseta-etappes begon. Ze startte met het ochtendgloren aan de horizon, vogels die beginnen te fluiten. En om 11 uur moet je bij je eindbestemming zijn want daarna brandt de koperen ploert en is het onmogelijk om verder te lopen.

We hebben de prachtige universiteit van Burgos gezien, aan de rand van de stad. Om verliefd op te worden. 16e eeuwse binnenplaatsen met plechtige toegangspoorten. Hoeveel schoonheid heeft een wetenschapper nodig om een theorie te ontwikkelen? Zij die sterven groeten U, de Meseta wacht op ons.

Hontanas4

Universidad de Burgos

Na Burgos begint de Meseta. Maar wij hebben haar niet gezien. Wij waren ziende blind, we zochten bruin-verbrande vlaktes, verdorde akkers, dorpjes die door de zon gegeseld werden. Wat wij zagen waren groene, zachtglooiende velden. In Hornillos del Camino, zeventien kilometer buiten Burgos, stopten we voor de lunch. 14.00 uur. Ontmoetten we Sole en Raffa uit Andalucía. En zij vertelden: Dìt is de Meseta, in mei, Groen, vruchtbaar. Later, in Juli, wordt ze kaal en meedogenloos. Onbegaanbaar.

Hontanas1

met Sole en Raffa, Hornillos del Camino

Ze spraken over Spanje, een verzameling verschillende regio’s, waarbij het land meer is dan de som van de delen. Wij kennen het Zuiden nauwelijks, maar Sole en Raffa gaven ons een cadeau dat ons daarheen zal drijven. Heerlijke ham, fijn-vetdooraderd en sterke kaas. Uit Andalucía. Dan heb je alleen nog maar brood en een goede fles Ribera del Duero nodig. En een zachte plek in de schaduw van een olijfboom. Geluk kan heel eenvoudig zijn.

Na Hornillos del Camino begint de Hel. Na het afscheid van Sole en Raffa stapten we naar buiten in de regen. Dat veranderde in een hoosbui, een hagelbui, een hoosbui en tenslotte klaarde het op. Maar de weg bleef nat en werd één grote modderstrook. We hebben hier twee uur door modder geploeterd alsof we in België waren. Schoenen veranderden in modderklompen. Hoe zou het met Puck zijn?

Hontanas3

na de hoosbui, een rivier op het pad

Nu zitten we in een klein dorpje, Hontanas. Eén hoofdstraat, 50 huizen en de Camino (en daardoor 5 albergues met wat eenvoudige restaurants). Om 5 uur arriveerden we hier. Na Hornillos del Camino hebben we geen enkele pelgrim meer gezien. Die zaten allemaal al in hun albergues. Want dit is de Meseta.

 

 

Kathedralen

een pelgrim voor de kathedraal, Burgos

(Atapuerca -) Burgos, 11 mei, 21 hr, 12 ºC, 21 km, Totaal: 1894 km

Op de Camino hoef je nooit naar de kathedraal te zoeken. De Camino leidt je er feilloos heen, in elk dorp en elke stad waar je doorheen loopt. In België en Frankrijk waren ze gewoonlijk gesloten, stonden we bij een dichte deur, voor een stempel in onze credencial maar was de kerk alleen ’s middags geopend als we er ’s ochtends waren en omgekeerd. Dat is in Spanje anders. De meeste kerkjes zijn de hele dag open, zoals het hoort, en in de grote plaatsen merken we dat de opening niet alleen dient om de gelovige een bezinningsoord te geven.

De kerken in Santo Domingo de la Calzada en Burgos zijn bijvoorbeeld altijd open maar buiten de mistijden is de kerk een museum waarvoor je toegang moet betalen, pelgrims worden tegen een gereduceerd tarief binnengelaten.

Met onze credenciales melden we ons in Burgos bij de ticketbalie en liepen daarna een lange verre trap omhoog, naar de kerkingang, die vroeger boven de omgrenzende daken moet hebben gelegen.

Bij de ingang werden we gelijk aangeklampt, een man nam ons mee en begon aan een tocht die geen einde leek te hebben. We stopten in elke nis, bij elk altaar, alle gedenkstenen werden ons getoond, van alle bisschoppen werden de grootste daden geroemd en van alle heiligen werd de hagiografie haastig gepreveld. In het Engels, Spaans of een dialect? We weten het niet en het maakte hem niet veel uit want hij leek tegen zijn helden te praten, niet tegen de twee Hollandse pelgrims die achter hem aan sloften en berouwden dat ze hem zowel de tickets als ook hun credenciales hadden gegeven.

Burgos3

Niet iedereen was een vriend van onze gids. Alsof hij de duivel in eigen persoon voor zich had, zo siste hij naar het zilveren beeld van een ravissante dame die tot het einde der tijden de mannelijke bevolking van Burgos met haar gratiën leek te bekoren. “We hebben haar niet laten gaan! Echtgenote van hertog X! Wilde haar juwelen behouden!” En later werd hij opnieuw witheet, bij een monument van twee edelen met een hond aan de voeten. “Etters, ook die hebben we niet laten gaan. Hun land nalaten aan hun zoon en de kerk overslaan! Ook die zoon moet hier nog ergens liggen”.

Burgos1

Of bij een engeltje, op het eerste gezicht een onschuldig flierefluitertje met een schedel in de handen. “Dat is de kop van markies Y. Ook die blijft hier. Wilde zijn kasteel niet aan de kardinaal nalaten. Laat de wind maar door zijn oogkassen suizen!

Burgos2

“Dat leeft als in Sodom en Gomorra en denkt dat wij klaar staan wanneer zij, al die zuipers en lichtekooien, hun einde voelen naderen. Maar dan vergissen ze zich Hè, hè , hè , hè. Dan zijn ze de klos!” “Het staat wel leuk in de gidsen en boeken, maar al die baronnen, markiezen, grafen en hertogen, die laten we niet gaan. Die komen er niet, Hè, hè , hè , hè”. En hij wees naar boven. Het werd wat onaangenaam. Alsof je in een Siciliaans plaatsje de capo di tutti capi ontmoet en met hem de kwaliteit van zijn boontjes bespreekt.

We stonden bij de trap naar het lagere claustrum. De rondleiding nam een andere wending. Hij bekeek mijn credencial, en sprak hardop mijn naam, “Tim van der Graaf“. Waar lag mijn landgoed? “Heb ik niet, ik heb een achtertuin van 40 vierkante meter”. “Rat!, dat hoor ik vaker, en je komt ook nog uit dat opstandige protestantse nest!, Alleen Alva heeft daar goed opgetreden. Ik ben het zat, kom mee!”

Dit leek mij geen vriend van het vrije, liberale gedachtengoed. Met één haal griste ik de credenciales uit zijn handen en we renden naar de uitgang. In de uitgang, we hadden het gered, draaiden we ons om, en riepen hard in de kerk uno-cinco, uno-cinco (voor de kenners, Spanje-Nederland op het WK 2014, 1-5). Maar, bedacht ik later, ik had eigenlijk heel hard CRUIJFF moeten schreeuwen, Hollands en Catalaans, dat is het aller-aller-ergste.

Finisterre

Waar gaan we vandaag naar toe?

(Belorado -) Atapuerca, 10 mei, 22 hr, 9 ºC, 32 km, Totaal: 1877 km

Ik ontmoette Bert bij de bar van de Parador. Ik had een Jerez en een vino tinto besteld. “Wat is Jerez?” Nadat ik had uitgelegd dat het een sherry was, ziltig, uit Andalucia, zei hij “Ik ben Bert, fijn om je te leren kennen”. Bert was ook een pelgrim, dat had ik al aan zijn sandalen gezien, en kwam uit Indiana of een andere Amerikaanse staat waar je nooit wat van hoort.
Het gesprek verliep moeizaam omdat hij eerst vroeg waar we die dag waren vertrokken (…) en waar we de volgende dag heen zouden lopen (…). Na twee maanden wandelen leven we in het hier en nu. We vergeten namen van dorpjes zodra we die gepasseerd zijn en de namen van toekomstige plaatsen blijven abstract totdat we de kerktoren zien. De wandelgids moet maar alle namen voor ons onthouden.
De conversatie leek te beginnen toen hij informeerde wat ons einddoel was (ik zag hem denken: dat moet die toch wel weten?). Hij liep met zijn vrienden naar Finisterre, wij toch ook?
Ik moest hem teleurstellen. “Nee, wij gaan tot Santiago en genieten van de stad totdat het vliegtuig opstijgt”.
Dit leek de ober een goed moment om in te breken in onze kennismaking. Of señor Bert wat wilde bestellen. Daarop ontstond een gesprek over Rioja wijnen, het verschil tussen crianza’s en reservas, tussen Tempranillo en Garnacha druiven, over terroir en wijnopbrengsten. De uitleg was diepgaand en veeleisend aangezien het weinige Engels van de ober ruimschoots met Spaanse termen werd aangevuld. Het leek Bert niet te helpen bij het maken van zijn keuze. Ik klopte hem op zijn schouder “succes Bert, we zien elkaar morgen op het pad” en keerde terug naar de grote, donkere, met bruinlederen bankstellen gevulde lobby van de Parador.
Belorado1
Pelgrims zoekend naar hun weg. Graffiti in een fietstunnel, Logroño
Waarheen, Waarvoor
We staan verstelt dat zoveel pelgrims naar Finisterre lopen. Langzamerhand lijken wij de uitzondering omdat we in Santiago stoppen. Ik weet, veel mensen lopen dan naar Finisterre om van de Camino af te kicken en zich voor te bereiden op de terugkeer in het normale leven. In Finisterre zit je op de rotsen aan de branding, met te veel flessen wijn en kijkt naar de zonsondergang voordat je de pelgrimskleren in de fik zet. Ik geloof niet dat dit een oude traditie is. Middeleeuwse pelgrims waren meestal diepgelovige mensen. Zij liepen naar Santiago om het graf van St. Jacob te zien en daarna keerden ze snel om zodat ze voor de winter weer thuis waren. Hun kleren verbranden is het wel het laatste wat ze zouden doen, die hadden ze hard nodig voor de terugreis.
Iedereen zijn eigen Camino. Wij blijven dus in Santiago, rond de Plaza de Obradoiro, zelfs na lang denken kan ik geen mooier plein bedenken. Geen ander plein heeft dezelfde ongenaakbare schoonheid van het zwarte basalten plaveisel, een wijds uitzicht over de vallei en met prachtige gebouwen langs alle zijden, de kathedraal, de Hostal de los Reyes Católicos (het oudste hotel ter wereld) en wat andere kerkelijke, universitaire en provinciale paleizen.
Een vermoeide pelgrim kan daar uitstekend met gestrekte benen uitrusten, kijkend naar de kathedraal, de sterrenhemel of arriverende pelgrims.
Maar dat is nog heel ver weg. We hebben Bert opnieuw in Belorado ontmoet. Dat was niet zo vreemd want in deze kleine etappeplaats liggen alle albergues aan de hoofdstraat en in de twee restaurants (eeuwige concurrenten met dezelfde maaltijden voor dezelfde prijzen) aan de Plaza Mayor eten alle pelgrims. We hebben elkaars namen opnieuw uitgewisseld, die waren we allebei vergeten. In Burgos en andere plaatsen zullen we elkaar opnieuw tegenkomen. Bert op weg naar Finisterre, wij lopend naar Santiago.

Met zevenmijlslaarzen

het landschap in Castilla y Léon: nu nog groen

(Santo Domingo de la Calzada -) Belorado, 9 mei, 18 hr, 13 ºC, 23 km, Totaal: 1845 km

Naar ons gevoel zijn we nog maar pas in Spanje maar inmiddels hebben we Navarra en La Rioja al gepasseerd en bereikten we vanmiddag de grens met Castilla y Léon. De provincies, die kennen we maar we hebben soms geen idee in welk dorp we overnachten en, als we lopen, evenmin naar welke plaats we onderweg zijn. In België en Noord-Frankrijk wisten we dat precies maar na Vézelay zijn we ergens het besef van plaatsnamen kwijtgeraakt. Bij vertrek weten we dat we, zoals vandaag, ongeveer 22 kilometers moesten lopen. En al kijken we vier keer in ons gidsje, dan nog moeten we het een vijfde keer openslaan om te controleren naar welke plaats we onderweg zijn.

Belorado1

op de grens met Castilla y Léon

De inloop-perikelen na de 4-daagse autotocht zijn gelukkig achter de rug. We lopen stug door, halen inmiddels de meeste mensen in en bereiken een gemiddelde van boven de 5 km/hr, inclusief koffiepauzes. Dat heeft als voordeel dat we vandaag als een der eersten in de eindplaats Belorado aankwamen en we de eerste keus hadden uit de overgebleven bedden in refugios, hotels en casa rurales. Veel pelgrims reserveren namelijk hun slaapplek en we hebben vandaag gemerkt dat er dan maar weinig overblijft. Gelukkig had een pension nog een kamer voor 2 personen beschikbaar, anders hadden we in een slaapzaal moeten overnachten. We lezen veel romantische verhalen over de pelgrimsbroederschap in slaapzalen maar dat zijn plekken die ons gestolen kunnen worden. Met zijn twintigen slaap je in een zaal, uit efficiency overwegingen zijn die lekker dicht op elkaar geplaatst, op zijn minst 5 personen zijn zware snurkers en 3 mensen hebben zich uit ideële overwegingen al een week niet gewassen. Dan word je niet blij….

Nadat je een slaapplek hebt veroverd moet je gelijk douchen in de nog schone, gedeelde badkamer en je vuile was in de nog onbezette wasmachine stoppen en pas daarna is het tijd voor een middagmaal (we spreken over 3 uur ’s middags). In Frankrijk bereidde men in de restaurants langs de Camino nog decente 3-gangen menu’s van gewone-mensen porties maar dit is Spanje en hier heb je de Menu Peregrino. Dat start met een bord spaghetti of een ander vulmiddel, gaat daarna verder met een flink stuk vlees en stopt met een chocoladetoetje of iets anders zoets en calorierijks. Daarbij staat vanzelfsprekend een fles Rioja op tafel. En dat alles kost tussen de 10 en 15 Euro p.p. Daar worden we gelukkig van en geeft ons de energie om 5 uur op de been te blijven om daarna in de avond een tweede, soortgelijke maaltijd te eten.

Tussen al die praktische handelingen denken we heel hard na over diepgaande zaken, we zijn tenslotte pelgrims. Maar daarmee willen we jullie vandaag niet lastig vallen.

Belorado3

uitbuiken na de Menu Pelegrino

Rainoldo en de haan

grijnzende Rainoldo (lees het verhaal), Sto. Domingo de la Calzada

(Nájera -) Santo Domingo de la Calzada, 8 mei, 19 hr, 12 ºC, 22 km, Totaal: 1822 km

Pssst…. Tim!

Pssst….

Tim!

Hé Rainoldo!, jij hier?, hoe ben je hier gekomen vanuit St. Noblat?

Dat was ik niet, in St. Noblat staat Alarik. Meester Hendrik heeft ons in 1162 uit dezelfde steen gehouwen, daarom lijken we op elkaar, en daarna stonden we 3 jaar samen in een schuur. Toen hebben we met elkaar kunnen praten, niet veel want met een versteende mond gaat dat niet zo snel

Dat valt anders best mee, je spreek heel zachtjes maar redelijk vlot

De duiveltjes hebben mij wat trucjes geleerd, laat de bisschop het niet horen

Hoe bevalt het je hier?

Kon slechter. Ik hang in de kathedraal, dus drupt er geen water op mijn hoofd maar sinds 1350 word ik gek van de kippen die tegenover mij in hun hok zitten. Om 6 uur ’s ochtends beginnen ze met hun lawaai en de hele tijd schijnt het licht van hun hok in mijn ogen.

Domingo1

hen en haan in de kathedraal, Sto. Domingo de la Calzada

Maar Rainoldo, ik hoor niets…!

De bisschop heeft in 2010 die kippenren aangepast. Dat had wel eerder gemogen, wij, de beelden, hebben hierover 700 jaar geklaagd en die geschilderde heiligen jammerden ook al zo’n 500 jaar. Het gekraai zit echter nog in mijn oren, ik hoop dat ik over 50 jaar hiervan verlost ben.

Mag ik een foto van je nemen?

Ja hoor, moet ik even grijnzen?

Kan je dat?

Ja hoor, zoals ik je vertelde, ik ben goede vriendjes met de duiveltjes en het is wonderlijk wat die wel niet kunnen…

Rainoldo, laat ik dat maar niet gehoord hebben, ben je klaar? Ja, Zó! Ja, Ja, JAA! Ze zullen het in Nederland niet geloven…! Hoe is dat… Hoe kan…

Vooruit, maak die foto nou!

**Klik**

Domingo2

P.S. In de kathedraal van Santo Domingo zitten een haan en een hen vanwege een wonder uit de 14e eeuw. Een Duitse pelgrim was terechtgesteld omdat hij van een diefstal werd beschuldigd. De liberale rechtsstaat moest nog worden uitgevonden. Natuurlijk was de pelgrim onschuldig en had een afgewezen verliefd meisje een zilveren schaal laaghartig in de tas van de pelgrim gestopt. Maar eind goed, al goed: de pelgrim was opgehangen maar bleek wonder-o-wonder levend in het touw te bungelen want nadat de burgemeester, nadat hij het nieuws van de levende, opgehangen pelgrim had gehoord, zei “die jongen is net zo levend als deze twee geroosterde kippetjes voor mij”, vlogen de twee kippetjes van zijn bord. En vanaf dat moment, of iets later, de kerkelijke archieven zijn nooit zo precies, worden een hen en een haan in de kerk gehouden. 8 jaar geleden liepen we ook in deze kathedraal en toen hoorden we de kippen duidelijk. Deze keer was het in de kerk echter muisstil. De Spanjaarden zaten in de restaurants, het was immers siësta, de Amerikaanse pelgrims hadden Santo Domingo nog niet bereikt en van een paar Europese bezoekers hoorden we alleen de kliks van hun fotocamera’s. Ik nam aan dat het oude kippenpaar het tijdelijke voor het eeuwige hadden verwisseld en dat het nieuwe stel wat meer ontzag voor de kerkelijke instituties hadden en daarom hun snavel hielden. Maar ook hier bleek de werkelijkheid ontluisterend ordinair: men had een geluidsisolerende glasplaat voor het traliewerk van de kippenren gemonteerd. Alleen als je vlak onder de kippenren staat hoor je ze zachtjes tevreden tokken in hun huisje.

Terug in Spanje, terug op de Camino!

zo kom je ook in Santiago, pantoffelparade te Nájera

(Logrono -) Nájera, 7 mei, 18 hr, 18 ºC, 26 km, Totaal: 1800 km

We zijn terug op de Camino en hebben de eerste kilometers weer achter de zolen, wat is lopen toch beter dan stil zitten achter een stuur.

Maar hiervoor hadden we 4 lange autoritten doorstaan, wat een tocht en wat hebben genoten we van de aankomst. Puck had net voorzichtig wat eerste snuffelstappen bij Agnes gezet en haar hond Balou gezien die 4 keer groter en bovendien zwart is, of, JAWEL!, Joeeeepié, daar rende ze als een gek rondjes in de tuin. Dat komt dus helemaal goed.

Ook op de terugreis was nog een lichtpuntje in de asfaltvlakte. Na een overnachting in een hopeloos trieste Ibis Style hotel (Style betekent 30 Euro meer betalen voor een kek kleedje in de lift en leuke felle kleurtjes op je kamer), reden we verder naar het Zuiden en stopten we bij een Shell tankstation & eetparadijs. Verveelde gezichten, wij sloffen naar de koffiebar, tussen een souvenirszaak en de snackafdeling. En daar, tussen rekken prullaria stond hij, vergeten, alleen gelaten en stil: een flipperautomaat.

Het is een goede flipperkast, geen verrassingen. Ik ruk aan de pin die de looien det de automaat in torpedeert en daarna volgt fase 2: de bal komt in de knoppenhel. 5 verlichte knoppen die, als de bal er tegen aankomt, even op-bompen en “DENG” of “KADUNG” zeggen. heb je 5 van die knoppen bij elkaar dan krijg je het geluid waarvoor je een fanatieke flipperaar midden in de nacht wakker kunt maken:

DENGDENGDENGDENG DENG-DENG DENGDENGDENG

en dat moet zo lang mogelijk doorgaan, als die vervloekte bal er toch doorheen glijdt dan staat de man klaar. Linkervoet, licht voorovergebogen tegen het apparaat, rechtervoet naar achteren, zoals de lead-gitarist van The Clash of, meer toepasselijker, zoals Pete Townsend zijn riffs speelde en daarna zijn gitaar door het drumstel van Keith Moon sloeg (ik heb het nu over de jaren 60), de vingers losjes tegen de beide flipperknoppen, lichtjes verend op de benen, dat zilveren kreng zullen we krijgen en BAM naar boven jassen, komt ie terug, BAM BAM, ik zei naar boven kreng, naar de hel

DENGDENGDENGDENG DENG-DENG DENGDENGDENG

ha, komt die, naar Liiinks, ja!

KJOENK BRRRRRRRRRRR KJOENK KJOEN KJOENK

hé, een verdubbelaar, daar moet ik die bal dus heen jassen…

(de schrijver excuseert zich voor de gedachten van zijn hoofdpersoon, ook hij was gechoqueert over de primitieve gedachten van de flipperaar nadat een Euro-stuk in de gleuf was verdwenen en de flipperkast uit zijn winterslaap ontwaakte)

de held is in volle gang bezig, de eerste twee ballen glipten snel en roemloos tussen de twee flippers maar bij de derde bal had de Held, het apparaat in het snotje en liet het kreunen en steunen. BAM, naar boven kreng, in de knoppenhel DENGDENGDENG etc.

BAM!

Bo-bo-bo-bo-bonusbal!

Flipperrrrrr1

The Pinball Wizard bij een Shell station in Frankrijk

Ever since I was a young boy,
I’ve played the silver ball.
From Soho down to Brighton
I must have played them all.
But I ain’t seen nothing like him
In any amusement hall…

That deaf, dumb and blind kid
Sure plays a mean pinball!

En nadat de vierde bal (de bonusbal!) na een lang gevecht lafhartig langs de buitenkant van de flippers was verdwenen stond daar een dagrecord op het apparaat, en dat gaf toch een goed gevoel. (de schrijver: dat dagrecord was van 10 uur ’s ochtends op een vrijdag na Hemelvaart, maar we laten de Held maar in zijn waan). De resterende afstand naar Logroño hebben we snel doorgereden.

Vanochtend stonden we weer fris op, de rugzakken waren veel lichter dan voorheen, dit zou een makkie worden. 30 kilometer voor de boeg. Natuurlijk moesten we eerst even wennen aan het lopen en de rugzak emaar daarna zouden we doorstomen.

De realiteit bleek harder te zijn. Monique ligt kapot op bed en heeft last van haar voetzolen, eigenlijk van alles wat met de benen te maken heeft en ook Tim wil vooral languit liggen en geen stap meer verzetten. Oeps, en morgen moeten we weer 25 kilometer lopen….. Maar wat zijn we blij dat we weer straatnaambordjes zien in plaats van “Parijs 576 kilometers”.

Najera1

op de Camino, in Nájera