Ooievaars (hoeveel?) op de kerk, Boadillo del Camino
(Hontanas -) Boadillo del Camino, 13 mei, 22 hr, 13 ºC, 29 km, Totaal: 1957 km
We hebben een tweede dag door het groene universum van de Mesata gelopen. In de Meseta staan geen bomen en daardoor heb je onbelemmerd uitzicht over glooiende groene vlaktes, een voetbalveld tot aan de horizon waaruit plots de besneeuwde toppen van het Picos gebergte oprijzen. Door dit monochrome landschap kronkelt de Camino en ploegen tientallen pelgrims zich voort over het enige reepje anderskleurige wereld, een bruin modderig voetpad. 100.000 paar voeten zullen dit jaar hier doorheen ploegen. Kilometer na kilometer loopt de troep, door dorpjes waar ze de bars bestormen en iedereen zich vult met koffie en tortilla. En daarna worden de rugzakken nogmaals omgegord want de modder roept ons opnieuw. Een aantal personen vallen af, verdwijnen uit ons beeld maar kunnen (dit is de Camino) 5 dagen dagen later op een Plaza hun koffie drinken terwijl jij langsloopt. Buen Camino!
op de modderstrook, bij Castrojeriz
We slapen in Boadillo del Camino, ook wij hadden nog nooit van dit gat gehoord. Een bruin eiland in een groene zee. Maar de branding is sterk en de huizen aan de rand van het dorp staan op instorten en lijken spoedig te vergaan in de golven van het groene gewas. Onze albergue is Nagelneu, staat tegenover een kerk en is een oase van comfort in de harde wereld van de Spaanse vlakte. Het raam is open, we lopen naar binnen en binnen 5 minuten ligt de inhoud van onze rugzakken op het bed, stoelen, tafels, nachtkastjes en een wastafel. Dan hoor ik geklepper, een oergeluid dat ik herken uit Drenthe, Ooievaars! Ooievaars!! Waar, waar zijn jullie? Dat is een domme vraag. Elke Spanje-ganger kan je vertellen dat ooievaars de meest gelovige dieren op aarde zijn. De meest Roomse in het vogelrijk, op de kerktoren, het schip, de zijbeuken, overal hebben ze hun nesten gebouwd en staat een vogel quasi nonchalant het gekrioel beneden hem (of haar) te bekijken. Inderdaad, hun verenkleed lijkt op dat van monniken, maar daaruit priemt de wortel, een losbandige streep fel oranje dat overal in het dorp te horen is. Het zijn geen trappisten, als ze elkaar begroeten lijken het eerder chique dames die elkaar op de boulevard luidruchtig toespreken.
Het is tien uur. Ik zit op mijn bed en tik dit verhaal, buiten valt de nacht. Ik buig voorover, op twintig meter afstand zie ik een bundel van één meter takjes op één van de hoeken van de kerk. Ik had verwacht dat de ooievaar niet meer parmantig in zijn (of haar?) koninkrijk zou staan. Maar nee!, zelfs nu, als de nacht begint, staat hij (of zij?) op dezelfde plaats boven op de kerk en hoor ik geklepper. Kleppert hij goedenacht tegen zijn buren? Ga toch slapen ooievaar!, strek je pootjes in je mandje, net als Puck (hoe zou het met onze Puck zijn?) slaap zacht en maak mij morgenochtend maar wakker met je geklepper!
Het mooie van jullie verslag is dat ik overal Pucks zie lopen in Groningen. Net op de vismarkt ook weer eentje maar volgens mij was het een pseudopuck. Te oud en iets te dik.