Melancholie

(Sarria -) Portomarin, 28 mei, 22 hr, 13 ºC, 25 km, Totaal: 2296 km

Galicië is groen en we weten inmiddels hoe dat komt. Met regen werden we wakker, door hoosbuien hebben we gelopen, bij stortbuien hebben we gedineerd. Het is niet erg, althans dat houden we onszelf voor. Je zou Galicië niet kennen als je Santiago bereikt zonder een druppel neerslag. We zagen wolkenflarden over heuvels scheren, zagen het land branden onder het fel oranje licht van opklaringen en liepen tussendoor in colonnes van allerlei kleuren poncho’s.

Portomarin1

op weg naar Portomarin

Nog 95 kilometers moeten we lopen, we weten het precies, de afstand tot Santiago wordt vaak aangegeven. De 100 kilometer barrière namen we geruisloos. In de RKK uitzending “Verhalen van de Camino” zagen we joelende pelgrims rondom een 100 km paaltje. Maar dat was weggehaald zodat we het paaltje 100.528 km passeerden en daarna geruisloos het volgende paaltje, 99.970 km, bereikten. Geen krans, geen bloemen.

Nog maar 4 dagen lopen. Vier dagen zijn veel als je een week vakantie hebt maar lijken niets na een tocht van 100 dagen. Dan ben je met je gedachten al in Santiago. Waarvan we niet weten wat zich daar zal afspelen en hoe het ons zal raken. Aankomen op de Plaza Obradoiro, de kathedraal in lopen, de Compostela halen.

Portomarin2

in Portomarin

Maar we genieten in “onze” pelgrimsgroep van de mensen met wie we dagelijks naar de volgende halteplaats lopen. Ook vandaag zagen we overal bekende gezichten, op het dorpsplein, in de bar en in de kerk. Nieuws wordt uitgewisseld, een mede-pelgrim schuift aan bij het avondeten, een andere pelgrim zal morgen echt stoppen met roken. En vertelt waar je moet eten. En soms gebeuren wonderen. We stapten ‘s ochtends een bar binnen en zien twee Franse bekenden. Of eigenlijk: zij herkenden ons en schrokken omdat ze Puck misten (Puck…, onze heldin…). We hadden elkaar voor het laatst ontmoet op 4 april, in de Limousin, in een majestueus kasteel waar we onze ogen uitwreven… is dit hier de pelgrimsherberg? We zijn inmiddels 1000 kilometers verder en kijk!, ze staan weer voor ons. Dat zijn de verrassingen van de Camino! En ze spreken over Rita, een Belgische pelgrim met wie we dagenlang hebben opgetrokken, we horen dat zij in Fromista (“slechts” 350 km geleden) lelijk is gevallen en moest opgeven. Arme Rita!, we hebben niemand gezien die zo van de Camino hield. Ze had geen haast, genoot van het landschap en van de mensen langs het pad. Wij snelden eens in Les Landes door de regen langs een bankje, Rita zat daar, verstopt in haar poncho en luisterde naar de vogels. “Stop eens, niet zo’n haast, hoor eens, wat een muziek!”. Een levensles wordt soms in een paar woorden gegeven.

Ja Rita, we genieten van het hier en nu, van Portomarin. Santiago? Dat is pas over 4 dagen.

A Tale of two Cities + Citroenspaghetti

Calle de Diego Pazos, Sarria

Sarria, een plaatsje met twee gezichten. De Rua Mayor is het ene gezicht. Hier loopt de Camino. Gele pijlen op de muren. Nog 110 km. De ene albergue ligt naast de andere. Afgewisseld door een bar met een menu peregrino voor 10 Euro. Voertaal: engels. Etenstijd: 7 uur. Publiek: pelgrims.

Sarria1

Rua Mayor, Sarria

500 meter verder ligt een andere stad. Sarria. We zochten hier een enoteca. Tim werd gek. Ziet na 3.5 maanden (3800 kilometers lopen en rijden) de eerste Alfa Brera en 200 meter verder een zaak die Die Zeit verkoopt. Ligt in Groningen elke zaterdag op tafel, al 25+ jaar. Met Die Zeit Magazin.

Alfa2

Volgers: check onderstaande link voor een super recept voor spaghetti al limone. Ga zaterdag naar de Vismarkt en de Basaarz, koop biologische citroenen en goede spaghetti. En gezouten boter. Dit is het eerste gerecht dat we in Groningen zullen eten:

Spaghetti al limone

 

 

Groen Galicië

(Triascastela -) Sarria, 27 mei, 16 hr, 19 ºC, 19 km, Totaal: 2271 km

We zitten achter de O Cebreiro pas, we zijn in Galicië! De laatste provincie van het laatste land. Het is niet meer ver tot Santiago, nog maar 110 kilometers. Sarria, stad van twijfelaars, wil je een Compostela ontvangen in Santiago maar kan je niet kiezen, wil je ook nog zo veel andere dingen doen, reis dan naar Sarria. Want de clerus in Santiago bepaalde dat je tenminste 100 kilometer moet lopen en daarmee voldoet Sarria net aan de eisen. Veel Spanjaarden nemen een lang weekend, reizen hierheen, lopen het stuk en zetten de compostela trots op hun cv.

Galicie5

Galicie, het groene land, het natte land, het verre land.

Weersvooruitzichten voorspelden al twee dagen regen maar we werden slechts nat van het zweet. Morgen is de kans op neerslag 100%. Dan kan het alleen maar beter worden.

Galicie6

Het land van keuterboeren en de doedelzak, van inktvis en de worst. Van pittige worsten met veel vet en kruiden.

Galicie10

Van paden die lopen tussen eeuwenoude steenmuurtjes. Het land van de Camino. Waar alles naar Santiago wijst, waar je nog nooit zoveel pelgrims hebt gezien.

Galicie7

Santiago heeft zich dus al gemeld. Nog maar 5 dagen lopen, want we lopen de resterende kilometers in korte etappes en slapen in plaatsjes waar alle andere pelgrims ook overnachten.

De voortgang op de Camino wordt nergens zo nauwkeurig en zo vaak vermeld als hier. Om de 10 minuten zie je een paaltje met de afstand tot Santiago. Vermeld tot op de meter. Kloppen die nummers? Natuurlijk!

Galicie2

De horlogefotograaf

geen Zwitsers precisiewerk

(Lagunas de Castillia -) Triacastela, 26 mei, 21 hr, 17 ºC, 24 km, Totaal: 2252 km

Je ontmoet veel soorten pelgrims op de Camino, ieder zijn eigen Camino (ik citeer opnieuw onze wijze pelgrim Paul), we hebben personen gesproken die uit diep religieuze redenen op pad zijn gegaan tot aan studiegroepen voor wie de Camino een aantal studiepunten maar vooral veel bier betekende. Zoals altijd zijn de meest bijzondere mensen gecamoufleerd als doodnormale burgers.

We stopten vandaag in Fonfría, vlak na de O Cebreiro pas, het etablissement was akoestisch in beslag genomen door een groep Amerikanen die dachten dat iedereen geïnteresseerd was in hun conversatie. We vroegen een stel of we aan hun tafeltje mochten zitten, het was een Zwitsers echtpaar. De gebruikelijke informatie werd uitgewisseld, ze waren gestart in St. Jean Pied de Port en zouden, net als wij, tot aan Santiago lopen. De wereld was overzichtelijk, de Nederlander werkt voor Philips, de Zwitser werkt voor een horlogehuis. Zijn vrouw had een Zwitsers fortuin aan haar pols hangen, Hansl (ik noem hem Hansl, ik had beloofd zijn ware nam niet te noemen) droeg geen horloge.

Natuurlijk had hij onze uurwerkjes al gezien, zijn ogen zag ik even naar de Zwitserse Mondaine van Monique gaan, zonder verder commentaar. Bij de MeisterSinger, een horloge zonder een minutenwijzer keek hij verheugd op. “Dat is het beste horloge voor de Camino, daarmee kan je je ontspannen”.

We hadden hun wat over Groningen verteld, over de Vismarkt (is er een betere markt in Nederland?), over de Machedoux geitenkaas (is er een betere kaas in Nederland?) over de haring van Giel en Gré aan de Kraneweg (opnieuw: is er een betere haringkraam in Nederland?) en over de RUG (ja, er is een betere universiteit).

Daarna nam Hansl het woord. Hij had weinig tijd, hij keek op de klok. Hij verzamelde typemachines, van Underwood, hochqualitativ mechanische Geräte, hij had er 23. Niet om naar te kijken maar om op te tikken. Boeken uit te tikken.

Was meinst du?

Hansl kocht een boek en las het door het na te typen op achtereenvolgens meerdere apparaten. Een van zijn grootste en oudste apparaten was voor het voorblad, andere waren opgesteld voor de colofon, de tekst en het notenapparaat. Hij las en hij typte, de papiersoort was zorgvuldig uitgekozen. Bij fouten moest hij de pagina opnieuw typen, en opnieuw lezen.

Hij keek opnieuw naar de klok en dicteerde dat hij ook metronomen verzamelde, een van de meest miskende apparaten. Zonder metronoom geen ritme, geen houvast, geen basis. Elke metronoom was anders, uit de tik kon je de kwaliteit afleiden. een droge klik of een vettige klik, met een korte of lange nagalm, een kil metalen of een warme klank. Verzamelaars hielden het apparaat bij hun oor en luisterden minutenlang voordat ze een beslissing over de koop namen. Niets ergers dan een veiling bij Christies waarbij je je op de kijkdag niet met de metronoom in een stille ruimte kon terugtrekken. Hij stond op en probeerde voor te doen wat hij bedoelde. Luister, soms hoor ik apparaten die doen Tik-tak-tik-tak DAT IS TOCH WALGELIJK (zelfs de Amerikanen keken nu op) en slechts een enkele keer klinkt het meer als tsik-tsjak, tsik-tsjak. Maar ik wil tsik-tesjak, tsik-tesjak horen. Het instrument is voor mensenoren gemaakt, niet voor machines. Toch? Het werd onprettig, zijn vrouw had nog nauwelijks iets gezegd. Maar Monique vroeg net of zij ook had genoten van het uitzicht op de O Cebreiro. Dat had ze, en ze begon over de O Cebreiro en een boek van Paulo Coelho te praten. Ik keek naar Hansl, het ging niet goed.

Het was ongeveer half twee, Hansl zat en keek naar de klok. De klok stond tegenover zijn stoel, alsof hij de kat was die een meesje hypnotiseerde. Tien over half twee, Monique en zijn vrouw, Greta, hadden de Caminogids opengeslagen en praatten welke route ieder had gelopen. Hansl zat op zijn stoel en keek naar de klok. De vrouw wierp een blik op hem en hun rugzakken.

13.49. Hansl staat op en loop naar een rugzak, pakt meerdere credenciales (de boekjes waarin je de stempels van de kerken en de overnachtingsadressen verzamelt om daarmee de kerkelijke autoriteiten in Santiago te overtuigen dat je toch echt de Camino hebt gewandeld) en loopt naar de balie van het restaurant. Hij staart naar de wijzerplaat. Monique en ik volgen de secondewijzer.

13.50.00

De credenciales liggen opengevouwen op de balie.

Hansl heft de stempel van de zaak, het rode ding schiet door de lucht, zijn hand houdt het omklemt, daarna valt het als een dode duif en nadert het papier van de credencial. Ka-bam. En daarna op het stempelkussen. Ka-bam. En daarna op de credencial. Ka-bam. En weer op het stempelkussen. Ka-bam. Het gaat maar door. Elke seconde ramt de stempel op de balie. Ka-bam. Als een Zwitsers horloge. Ka-bam. Ik hoef de credencial niet te zien Ka-bam, ik weet dat de stempels keurig gecentreerd in de vakjes van de credencial staan Ka-bam, hier wordt Zwitsers precisiewerk verricht Ka-bam.

Zijn vrouw staart en zegt niets, niemand zegt iets. Deze man is gek. Overspannen, op zijn minst. Daag hem niet uit. Doe niets

Ka-bam. Ka-bam. Ka-bam.

13.51.00

Hansl stopt plotseling. Vouwt zijn credenciales op en pas als hij terug naar de tafel loopt heeft hij in de gaten dat iedereen naar hem kijkt.

We praten nog wat met zijn vrouw Greta. En horen dat Hansl geen uurwerker is maar een fotograaf. Dat hij PR-foto’s van horloges maakt voor luxe firma’s die iedereen kent. Horloges worden tikkend bij hem afgeleverd. Hij als eenvoudige fotograaf mag er niet aankomen. Zijn foto’s komen in de brochures. En de horloges in de brochures staan altijd op 10 voor twee, 13.50. Elke keer opnieuw liggen 10, 15, 20 horloges naast elkaar in de studio, alles is van te voren goed belicht. En om 13.50.00 start Hansl met zijn dagelijkse reportage. Van één minuut.

 

Ogen wijd open

de hel, om 17 uur

(Villafrance del Bierzo -) Laguna del Castillo, 25 mei, 22 hr, 26 km, Totaal: 2228 km

Ik slaap nooit in een vliegtuig. Ook niet tijdens intercontinentale vluchten. Ik zit naast een huilende baby, of een hoestende en proestende medepassagier of bij een scherm dat de hele vlucht films vertoont. Ook op een plek met veel beenruimte en voorzien van oordoppen, oogbedekking en een nekkussentje blijf ik wakker.

Ik heb het opgegeven en neem nu veel leesvoer mee naar de cabine. Bij het opstijgen open ik een boek en lees tijdens de nachtvlucht in één ruk door. Ik herinner me nog dat ik tijdens een daling me door de laatste pagina’s van een boek van Graham Greene haastte. Ik was net op tijd, kon het boek dichtklappen toen het landingsgestel de grond raakte. Maar soms wint het vliegtuig en is het boek nog niet uit wanneer de motoren zwijgen. Dat wordt dan gedurende de verdere reis, tijdens de late avonduren, mijn dunne lijntje naar Europa.

Hoe anders is het in een trein. Vooral de nachttrein, met coupé’s, slaapbanken en het liefst nog een piepklein wasbekken is een genot. Altijd feest, onafhankelijk of ik nu wel of niet slaap. Slapen in treinen is echter nooit een probleem. Ik kan niets verzinnen dat je sneller in slaap laat sukkelen dan treinmuziek. De continu hypnotiserende golven van gepiep, gekraak en gekletter, begeleidt door de  ritmische baslijn van de rails brengt je – success guaranteed– in de dommelfase. Soms opgeschrikt door de fluit van een conducteur (huh, waar zijn we?), deuren die dichtslaan en een gekraak alsof het gevaarte uit elkaar wordt getrokken. En daarna tikt de rails weer in de maat en zakken de oogleden opnieuw.
Soms wil je gewoon niet slapen in de trein. Schuif je het gordijn omhoog en staar je naar buiten. Koplampen van een eenzame auto over de weg. Waar gaat die auto heen? Is het een arts op weg naar een bevalling?, een familielid onderweg naar een sterfgeval? Of je kijkt hoe het regent in trieste verlaten straten Daar woon ik gelukkig niet, een bestelbusje die in het donker de trein inhaalt, fietsers die door de regen ploeteren. En daarna draai je je om, is het twee uur later en een wonder is geschiedt want plots is het droog en schijnt een rozekleurige dageraad door de coupé. Kinderen rennen uitgelaten langs de spoorlijn naar school. Tijd voor een kop druppelkoffie, de trein sukkelt het station in en jij loopt door de ontwakende stad.
 Spaalzaal2
de toegang tot de slaapzaal
We liggen in de Albergue van Laguna de Castilla, een gehucht 2 kilometer voor de O Cebreiro pas; de poort naar Galicië. In een ruimte ter grootte van een studeerkamer staan 4 stapelbedden. Iedereen ligt al in bed, de lichten zijn uit, dit is het resultaat van een lang toneelstuk dat om 6 uur ’s avonds begint met een diner, dan wordt voortgezet met een koffie aan de bar waarbij de gedachten van de aanwezigen al afdwalen naar hun slaapzalen. Daar, aan de volgende tafel, zit het stel dat naast ons slaapt. Van haar zullen we geen last hebben maar die man vertrouw ik niet. Het kan een SNURKER zijn.
Spaalzaal1
bar van albergue, met zenuwachtige pseudo-slapers
Om 9 uur, het is hier dan nog licht, lopen de eersten naar de slaapzalen en installeren zich met een boek of iPad in hun bed. De vlucht uit de bar gaat verder totdat iedereen de slaapzaal heeft bereikt en het licht uitgaat. Het is nog voor tienen. Men spreekt nauwelijks in de schemering, Ik ben zenuwachtig, jullie ook? Iemand bindt er geen doekjes om en lijkt direct in slaap te zijn gevallen, zijn ademhaling is luid te horen. Na een paar minuten krijgt de ademhaling een donkerder ondertoon en daarna klinkt al snel de eerste rochel. Een SNURKER! In andere bedden hoor ik gerommel, ook zij hebben het gehoord maar niemand zegt iets. Zucht. Dit is het lot van de pelgrim, in ieder geval van de pelgrim die van albergue naar albergue loopt en in slaapzalen overnacht. Hoeveel procent van de mensen snurken? Als je dat weet kan je eenvoudig de kans berekenen dat in een slaapzaal met 8 personen niemand snurkt. Het percentage snurkers ken ik niet maar ik weet wel dat de kans op 8 niet-snurkers miniem is, de Snurker ligt steeds op de loer en slaat telkens toe.
Stel je toch voor dat je de Camino loopt en 30 dagen in slaapzalen overnacht. Na 5 dagen moet je uitgeput zijn. Misschien bereik je een toestand waarin je immuun wordt voor snurkers. Ben je zo moe dat je altijd slaapt. Ik weet het gelukkig niet.
Ook het einde van de nacht is een feest op de slaapzaal. Tussen 5 en 6 uur staat de eerste op. Joost mag weten waarom iemand zo vroeg opstaat voor een dagtocht van 25 of 30 kilometer. Maar sommigen doen het. En met één schaap over de dam gaat het snel, om zeven uur staat iedereen naast zijn bed of bij de bar voor een ontbijt en om half acht uur liepen we vanochtend al richting de O Cebreiro pas. Romantisch, zo’n pelgrimstocht.
Geschreven op de iPhone tussen 22.00 en 22.45 uur, begeleid door een steeds gevarieerder wordend orkest van geblaas, gegorgel, gefluit en zaag geluiden. Zij die niet slapen groeten u.
P.S. we hebben ALLE overnachtingen tot en met Santiago geboekt. Nooit meer op een slaapzaal!

Bierzo, Wijn & Toeval

de pelgrim, bij de brug van Villafranca

(Ponferrada -) Villafranca del Bierzo, 24 mei, 23 hr, 13 ºC, 25 km, Totaal: 2202 km

Villafranca del Bierzo. Elf jaar geleden zou dit voor ons een naam zijn zoals “Carrion de los Condes” of “Calzadilla de los Hermanillos”. Spaghetti in je mond. En na een dag alweer vergeten.

Villafranca10

Mencía wijngaarden bij Villafranca

Maar in de afgelopen tien jaar zijn we hier vaak geweest. Voor één nacht, na 500 kilometers rijden vanuit Madrid, op weg naar nationale parken in Galicia, Asturias, of Castilla y Léon. Het is een mooie stadje en “ons” hotel ligt aan de Plaza Mayor. Hier keken we de afgelopen jaren met bewondering naar de pelgrims die ’s middags op de Plaza een wijn dronken. Altijd vrolijk en vol energie. De volgende ochtend waren ze echter allemaal verdwenen. Niemand meer te zien. Dat begrijpen we nu. Want wij staan tijdens een vakantie normaliter na 9 uur op terwijl pelgrims om 8 uur al onderweg zijn.

Villafranca3

Monique, valk bij ons hotel

Maar nu zijn wij dus ook pelgrims en hebben we vandaag voor het eerst op een terras van de Plaza Mayor gezeten. Na een echte Camino verrassing. Eva Marie en Gerhard uit Paderborn hadden we voor het laatst gezien in Navarra, 400 kilometer van Villafranca. Puck liep nog met ons mee maar we hadden al besloten om onze heldin naar Groningen te brengen. En tsja, Puck was een vriendin van Eva Marie en Gerhard die bij ons in een albergue overnachtten. Wij haakten af in Logroño, reden naar Groningen, terwijl onze beide Duitse vrienden verder liepen. En nu zien we ze opnieuw, toevallig, op het plein van onze stad, vlak voor “ons” hotel.

Villafranca1

graffiti in “Weinstadt” Cacabelos

Tim’s Molsvacht

foto van Robert Capa uit 1936, tijdens de Spaanse revolutie

Waarom ga je op de Camino? Om te genieten van de kunst en de toestand van Europa te peilen. En te denken over een aantal zorgelijke ontwikkelingen. Een nieuwe aflevering in een serie die uitsluitend de mening van Tim weergeeft.

De Spaanse & Syrische Burgeroorlog

De Spaanse burgeroorlog fascineert en de meest interessante fase lijkt mij de periode voordat de gevechten uitbraken. Want daarna ontvouwde zich de horror zoals in elke oorlog, was de wet van oog-om-oog, tand-om-tand weer ingevoerd en bleek elk kamp een percentage sadisten en gemankeerde leiders te herbergen. Nee, ondanks de beschrijvingen van de straat- en staatsterreur is de vraag die elke keer opnieuw terugkeert “hoe heeft het zover kunnen komen dat broers, buren en kennissen elkaar uitmoorden?”.

De vraag is dramatisch, het antwoord is van een ontnuchterende eenvoud. Omdat onder de bevolking twee grote bewegingen opkwamen die elkaar het licht in de ogen niet gunden, die elkaar slechts wilden afmaken. De communisten en anarchisten wilden de katholieke kerk ausradieren, kerken en kloosters in de fik steken en de aanwezige priesters en nonnen neerschieten en/of verkrachten. Voor de carlisten en falangisten waren deze atheïsten het ongedierte dat in het vuur moesten creperen en daarmee moest je niet wachten tot in het hiernamaals. Er ontbrak in 1920-30 in Spanje een figuur met voldoende autoriteit die beide kampen nader tot elkaar kon brengen. En zo werd het land gegijzeld door het wraakzuchtige scenario van deze twee extreme kampen. And the rest is history

Deze van wraak en bloed doordrenkte pre-revolutionaire toestand is niet uitzonderlijk. Dezelfde situatie, met welhaast een nog grotere haat tussen het proletariaat en de bezittende klasse, heerste in het tsaristische Rusland van voor 1918. Of in het Frankrijk toen de Bastille werd bestormt en Robespierre zijn terreurbewind uitoefende.

Wat er ook gebeurt, onder de bevolking moeten enkele fundamentele waarden gerespecteerd worden. Anders kan de vlam in de pan slaan. In het huidige tijdsgewricht zou ik zeggen, iedereen moet de scheiding van kerk en staat erkennen, de scheiding der uitvoerende machten, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van organisatie en discriminatie op geloof, seksuele geaardheid of kleur verwerpen, zoals wij (we people of The Netherlands) omschreven hebben in artikel 1 van onze grondwet.

Tijdens de Camino las ik het (e-)boek “De vrijheid van de Grens”  van Paul Scheffer. Een keurige PvdA sociaal-democraat die lang geleden “Het multiculturele Drama” had gepubliceerd dat met één stoot de ballon doorprikte over het tolerante, gastvrije Nederland. Nederland was niet zozeer gastvrij maar eerder ongeïnteresseerd in de nieuwe moslimburgers en probeerde ze met uitkeringen stil te houden in gesegregeerde buitenwijken.

In zijn laatste boek presenteert Scheffer enkele cijfers uit een onderzoek van de onderzoeker Koopmans onder ongeveer 9000 eerste en tweede generatie moslims in Nederland, Duitsland, België, Frankrijk, Oostenrijk en Zweden. Ik schrok van de resultaten. 60% is ermee eens dat moslims terug moeten keren naar de wortels van de islam, 75% zegt dat er maar één uitleg is van de koran, en 65% zegt religieuze regels belangrijker te vinden dan de wetten van het land waarin men leeft. Tenslotte onderschrijft 44% alle drie de uitspraken en wordt daarmee door Koopmans terecht gekenschetst als “consistent fundamentalistisch”.

Ik moest gelijk denken aan het stemgedrag van Turken in Nederland en Duitsland waar respectievelijk 64 en 54% van de opgekomen Turken voor de AKP van Erdogan koos. Dat is dus het resultaat van een langjarig verblijf in een democratisch, tolerant en seculier land: men kiest voor een islamitische dictator.

Ik zou graag nog opmerkingen willen maken over de dubbele nationaliteit, een maatregel dat net zo naïef is als het toelaten van Griekenland tot de Euro of het invoeren van het Schengen verdrag zonder dat je tegelijkertijd regelt hoe je de buitengrenzen van het Schengengebied afdoende bewaakt (zie nogmaals het laatste boek van Scheffer), maar ik keer terug naar het schisma in de bevolking dat heeft bijgedragen tot het ontstaan van de Spaanse revolutie.

Bovengenoemde cijfers suggereren dat de integratie van moslims in Nederland niet goed is geslaagd (en, naar aanleiding van de gebeurtenissen in de laatste 2 jaar, lijkt hetzelfde ook te gelden voor landen zoals België en Frankrijk). Significante groepen in deze gemeenschappen onderschrijven niet de fundamenten van de democratische, pluriforme Westerse samenleving. Dan moet je niet miljoenen vluchtelingen uit het Midden-Oosten in Europa opnemen. Integendeel, je moet de slachtoffers van de gevechten in Syrië en Libië helpen en zorgen dat ze worden opvangen in gebieden waar integratie het meest succesvol zal zijn, in bijvoorbeeld Koerdistan, Iran of de Golfstaten. In enkele van deze gebieden hebben ze de ruimte en verzuipen ze in het geld waarmee ze niet weten wat ze ermee moeten doen behalve een skihal in de woestijn aanleggen of FIFA-officials omkopen. Maar de oorlogsslachtoffers moeten niet naar Europa komen! Frans Timmermans, geef geld voor locale opvangkampen, maar zorg dat ze niet Europa instromen (maar Frans heeft ook geen helder beeld van het probleem en oplossingsrichtingen, lees hiervoor zijn boek “Broederschap”, een sympathieke maar eigenlijk onthutsend naïeve analyse van het immigranten probleem. Het aansnijden van het islam-fundamentalisme onder de niet-geintegreerde bevolkingsgroepen lijkt nu eenmaal een taboe te zijn bij de meeste politieke stromingen).

Let wel, ik geef niet Europa of de Nederlandse staat de schuld van de slechte integratieresultaten. Ook immigranten zijn volwassenen en elke immigrant die na een verblijf van 10 jaar nog altijd gebrekkig Nederlands praat kan je hierop aanspreken. Spreek je geen Nederlands en blijf je hangen in kringen waar je alleen andere immigranten tegenkomt dan moet je niet vreemd opkijken als je werkeloos blijft. Dat is triest maar is het resultaat van een eigen keuze waarvoor jezelf de consequenties moet dragen alhoewel de rest van de Nederlandse gemeenschap het geld van jouw uitkering moet ophoesten. Waar ik echter bang voor ben is dat de integratie van additionele moslimgroepen zoals uit Syrië niet veel beter zal verlopen, de islamitische gemeenschap wordt groter en daarmee wordt het gemakkelijker om in de eigen gemeenschap te blijven hangen. Het lijkt daarmee voorspelbaar dat het aantal mensen met een orthodoxe islam visie zal stijgen, een visie die de basiswaarden van de Westerse samenleving ontkent en de risico’s van een dergelijke ontwikkeling zijn enorm. Overeenkomsten met het pre-revolutionaire Spanje liggen dan voor de hand.

In de Tweede Kamer zeggen ze dan: en nu gaan we over tot de orde van de dag. En heffen daarna met elkaar een glas bier. Of discussiëren in een TV-programma’s over de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen in de komende vijf jaar. Wat een middelmaat, wat een karig niveau.

We zijn bijna bij Villafranca del Bierzo aangekomen.

de Bierzo

tussen Astorga en Ponferrada

we hebben de Meseta verlaten, de Bierzo is bereikt.

heerlijke hammen en kikkererwten

en Bierzo wijn van Mencía druiven

en de Camino die doorgaat, elke dag opnieuw, naar het westen, over glooiende heuvels met witte brem, gele brem, paarse lavendel, tijmstruiken, venkel en rosmarijn

Bierzo3

 

 

Cruz del Ferro

op de Cruz del Ferro

(Foncebadón -) Ponferrada, 23 mei, 22 hr, 14 ºC, 26 km, Totaal: 2177 km

Vandaag heb we een ander icoon van de Camino bereikt, de Cruz de Ferro. Het is een 15 (?) meter hoge heuvel stenen, van knikker- tot tennisbalgrootte, waar fier in het midden een grote, houten paal staat met bovenop een metalen kruis. Ik heb het bekeken, het kruis roest niet, het is dus niet, zoals de naam vermoedt, van puur ijzer maar van een andere legering dat niet roest. Elke steen van deze heuvel is de laatste 100 jaar door een pelgrim neergelegd en staat symbool voor een last die hij hier wilde achterlaten.

Op de top van de berg, bij de paal, liggen de nieuwste stenen, de meesten met naam, een spreuk en sommige met een gravure of zelfs een metalen filigraan. Pelgrims staan om de paal, hier tikken zware seconden weg, een man bijt op zijn lippen, een ander rust met een hand en gebogen hoofd tegen het hout, hij neemt een foto van Cruz de Ferro en later maakt iemand anders een foto van hem op deze plek, op DE plek. Dan stapt hij langzaam naar beneden en gaat naar zijn fiets, Een half uur later, wij lopen al lang weer verder over het pad naar Ponferrada, fietst hij voorbij. Ik steek mijn hand op, hij ook, hij is moe. Een belofte is ingelost of heeft hij vandaag het doel van zijn Camino al bereikt?

CruzdelFerro1

op de top van Cruz del Ferro

Maar hoe verlicht je je, moet je daarvoor oude lasten afwerpen of kan je beter plaatsen opzoeken waar je opgelicht wordt en waar je hart en je hoofd open staan?

Ik denk daarbij aan een artikel in de mare over een Italiaans expeditieteam dat in 1925 met een zeppelin van Spitsbergen naar de Noordpool vloog. De leider, Umberto Nobile was al een held toen hij vertrok, hij was als eerste over de Noordpool gevlogen, van Rome, via Spitsbergen, naar Nome (Alaska). Dit waren de mannen die Mussolini nodig had. De tweede expeditie, in 1925 dus, had als doel om vanuit Spitsbergen naar de Noordpool te gaan en daarna weer terug te keren. Ditmaal was de tocht minder succesvol, het weer verslechterde op de terugreis en het het luchtschip kwam naar beneden. Het team crashte en heeft weken op het ijs gebivakkeerd voordat de meesten werden gered. En dan kom ik weer terug bij mijn vraag, hoe verlicht je je. Wat deed Umberto Nobile toen hij het pakijs vlak onder zijn boeg zag opdoemen? Heeft hij bevolen om bagage uit het schip te werpen, om het voedsel en de navigatieapparatuur weg te werpen die hij hard nodig zou hebben na een eventuele landing op het ijs, of zou hij de gaskraan vol hebben opengedraaid in een ultieme poging om weer hoogte te winnen? Ik kan mij niet voorstellen dat de koffers overboord zijn gegooid.

CruzdelFerro3

Umberto Nobile

Dat is een lang verhaal om uit te leggen waarom we niet diep geraakt werden door Cruz del Ferro. Lasten draag je met je mee, dat is het leven. Om tevreden of succesvol te worden moet je plekken opzoeken of activiteiten verrichten waarvan je gelukkig wordt. Wij beleefden dat in de San Isidoro in Léon of de kathedraal in Vézelay. Op de Cruz del Ferro waaide het vooral en hadden we het koud.

Lees: mare nr. 64 (2007), Der Getriebene, Karl-Ludwig Wetzig

(ter info: mare is een fantastisch tijdschrift over de zee en alles wat daarbij hoort. Wees niet verbaasd als er een reportage instaat over het Uyuni zoutmeer op 5000 meter hoogte in Bolivia, mare heeft dan toch een verband gevonden tussen dit prachtoord en de zee. Afleveringen van de mare  kun je lezen bij kapsalon Zus & Zo in Groningen….).

 

Goud & Stempels

stempel van de San Isidoro kerk in onze pelgrims-credencial

(Astorga -) Foncebadón, 22 mei, 22 hr, 5 ºC, 26 km. Totaal: 2151 km

Indrukwekkende zaken moeten eerst bezinken voordat je over hen praat. De  San Isidro basiliek is één van hen. Kerken en monumenten lijken statische elementen in de stad maar schijn bedriegt. Ik herinner mij dat de kerk een zwart geblakerd gebouw was tijdens onze eerste bezoek. Roet had zich sinds de start van de industriële revolutie aan het steen vastgehecht. Daardoor werd de drempel om naar binnen te gaan nog hoger want, eerlijk is eerlijk, de kerk heeft niet een van de mooiste fronten. Ik weet het, Romaanse dubbele bogen sieren de toegangsdeur en Romaanse kapitelen met mijn vriendjes staan daarbij op wacht maar de pauwen keken chagrijnig, de engeltjes hadden een wel heel gemaakte glimlach en zelfs de kerkvaders hadden moeite om de voorbijganger tot diepere, hogere gedachten te verleiden.
Isidorus4
het front van de San Isidoro
Nee, de schoonheid van de San Isidro basiliek is verborgen en ontdek je pas nadat je binnenstaat. Dan zie je het harmonisch interieur waarvan het Romaanse ontwerp nog altijd overheerst. Hier hoor je zelden grote luidruchtige toeristengroepen, normaliter zitten hier wat bewoners in de banken, vergezeld van een enkele buitenlander die met open mond naar het altaar staart. Want daar, temidden van al het steen en in de duisternis van de kerk, pronkt een enorm kunstwerk van 5 meter hoog, talloos veel kleine schilderijen, die bijbelse verhaal of heiligenleven vertellen. Ik heb niet het geduld om alle schilderijen te bekijken, daarvoor moet ik ook dichterbij staan, maar de rode gloed is warm en bekend en wordt intenser door dat van het verguldde raamwerk.
Isidorus3
interieur van San Isidoro, overdag
Ik loop langzaam tussen de bogen van het schip. De kerk staat niet vol met zijaltaren en grafmonumenten, de muren zijn leeg maar daardoor kan het aanwezige des te meer pronken. Zie de engeltjes die rondom het altaar de koepelbalken steunen, zie de rode koppen die belangrijke heiligenbeelden torsen en natuurlijk zie mijn vrienden; het hele Romaanse pantheon van ooievaars, adelaars en duiveltjes die de zondigen de de hel indrijven.
Isidorus1
San Isidoro, detail
Tijdens mijn rondgang hoor ik een zacht gezang, het blijkt een mis te zijn die niet meer in de hoofdkerk maar in een kleinere zijkapel wordt gehouden. Ik zie oude mannen zingen, ik heb geen medelijden, het zijn slechts weinigen maar hun warme geluid vult de ruimte en houdt je vast. Zij hebben een kerk gekend die elke dag vol zat, die de klokken luidde en waarna het schip volstroomde. Ik hoop dat ze niet te veel denken aan de verleden tijd, aan de grote kerkgemeente, maar vooral aan wat ze nu vormen, een groep mensen waar vol bewondering en genegenheid naar wordt gekeken en geluisterd.
San Isidoro, we zijn hier al zo vaak geweest en ik had geen idee wie deze heilige was. Dus vanmiddag heb ik in Wikipedia gezocht. De heilige Isidorus was in de 7e eeuw bisschop van Sevilla, een tijd waarin Spanje tot het Visigotische rijk behoorde. Ondanks al die barbaren en temidden van de teloorgang van de klassieke cultuur heeft Isidoro een groots werk geschreven, de Etymologiae, geschreven, een kloek encyclopedisch werk van 20 delen waarin hij de belangrijke citaten uit antieke werken verzamelde en dat de Wikipedia werd voor de 1oe eeuwse en latere monniken. Daarnaast heeft hij ook een soort Short history of Everything geschreven, een werk over astronomie en andere natuurhistorische onderwerpen, een mystiek werk over getallen en een Chronici Majora, een universele geschiedschrijving. Er zijn schrijvers die met minder genoegen moeten nemen. Zijn roem was groot en hij heeft een paar concilies voorgezeten waarin het Arianisme, de toenmalige godsdienst van de Goten tot het einde der tijden werd verdoemd. Daarna zegevierde het katholicisme en werd Isidorus in latere eeuwen tot kerkvader gepromoveerd.
Terwijl ik dit las vroeg ik mij af waarom deze kerk in Léon naar de Sevillanse bisschop is vernoemd. Maar ook die vraag wordt door Wikipedia beantwoordt. In de 11e eeuw, op een moment dat de Arabieren in Andalucía werden belaagd door christelijke ridders uit Navarra en Léon, werd een deal gesloten waarbij de vermeende stoffelijke resten van Isidorus aan Fernando I, de koning van Léon, werden gegeven. De koning en vooral zijn vrouw Urraca zagen hiervan het belang en hebben ter ere van Isidoro een Romaanse kerk laten bouwen. De Camino bestond in die tijd al (meer dan 1000 jaar geleden…) en het aantal pelgrims dat Léon bezocht steeg spectaculair na de inwijding van de kerk.
Dan nu een aards detail. We wilden hoe dan ook een stempel van deze kerk (van onze kerk) in onze credenciales hebben. Daarvoor zit in sommige kerken een persoon bij de ingang die alles stempelt wat hem voorgehouden wordt. Maar niet in de San Isidoro. De kassier van het aangrenzende museum vertelde ons dat we de stempel in de sacristia konden halen. De sacristia, waar ligt dat? Natuurlijk was het niet aangegeven maar na wat zoektochten belandden we met een dame van de kerk achter de dichte, dikke deuren en kwamen we in het complementaire San Isidoro universum waar ze een stempel uit één van de bureau’s haalde. Bam! Bam! Daar stonden ze, onze trofeeën!
de stempel (zie top van de blog)
In de avond liepen we terug naar ons hotel. San Isidoro lag in het duister, een priester stond bij de ingang, verder was niemand te zien. De kerk was nog open en we stapten door een kleine deur in de grote toegangsdeur naar binnen, precies zoals we dat in de afgelopen jaren hadden gedaan. Had de priester ons herkend?
Het is helaas een uitzondering geworden; een kerk die ’s avonds geopend is. De San Isidoro is dan veel donkerder, het schip, de banken, de pilaren zijn nog maar vaag te onderscheiden, er zitten een paar mensen in de kerk maar die houden zich muisstil. Alleen het altaar is verlicht en diens bloedrode schilderijen zijn te zien vanuit de hele kerk. Zachtjes loop je door het schip, kijkt omhoog, naar de tanden van de grijnzende wolven, je ziet het jammeren van degenen die worden afgevoerd, en daarna kijk je weer naar de rode gloed vooraan. Stilte, niets te horen, denk na, hier zijn we, op de Camino, op onze plek, straks gaan we weer verder maar nu willen we hier zijn, hier horen we, dit is onze plaats.