De roze Olifant

Hier stond ie. Echt! Diep-roze!!

(Moratinos -) Calzadilla de los Hermanillos, 17 mei, 18 hr, 19 ºC, 26 km, Totaal: 2040 km

Ik haat eBooks. Ze bedreigen de toekomst van boekhandels, mijn favoriete winkels. Stap een goede boekwinkel binnen, loop rustig langs de schapen, neem een boek en sla hem open, laat je verrassen door tips van de verkoper. Bekijk ook de werken op andere afdelingen, zoals ornithologie of de klassieke afdeling en geniet van het vernuft dat overal staat uitgestald. Voel het papier, steek je neus in het boek en ruik het papier, bekijk de lay-out, de bindwijze, de kaft. En leg daar het eBook schermpje naast. Een armzalig aftreksel met ongetwijfeld veel praktische voordelen maar een verarming van het lezen. Met een eBook neem je afscheid van de fysieke wereld, neem je een vitamine-pil in plaats van zomerfruit, heb je geen naam meer maar een SOFI-nummer. Je verliest overzicht, het doorbladeren is hopeloos, een passage snel terugvinden kan je vergeten en, voor alles, het boek is daarmee tot een data-file gedegradeerd.

De nadelen van het elektronisch boeken lezen weet ik sinds een paar weken. Als een principieël tegenstander van eBooks had ik bij vertrek alleen echte boeken in de rugzak gestopt. Die boeken heb ik gelezen en zijn teruggestuurd. Wat nu? In Franse en Spaanse boekhandels vindt je geen Nederlandse, Duitse of Engelse werken. Hoogstens een Engelse detective en wat andere junk.

Dus uiteindelijk heb ik toch een boek via iBooks gekocht, en tegelijkertijd het fysieke exemplaar bij Godert Walter besteld. Dat was de conditie waaronder ik mijzelf toestond om iBooks te downloaden.

Sinds het lezen van het eBook “Blood of Spain” van Ronald Fraser, besef ik dat een grote roze olifant in Spanje staat. Het boek is een verzameling ooggetuigenverslagen van de Spaanse burgeroorlog. Fraser heeft met mensen van beide kampen gesproken, het boek verscheen in 1979, toen waren veel strijders nog in leven. Terwijl Fraser de mensen interviewde heerste Franco over Spanje zodat de interviews voor de voormalige republikeinen een groot risico betekende. Het lukte en het resultaat is indrukwekkend, het toont de haat en de chaos van een burgeroorlog en de gruwelijke gevolgen daarvan.

Enkele zeer korte opmerkingen over de burgeroorlog. Vanaf 1920 was het hommeles in Spanje, of eigenlijk al eerder maar daarvoor moet je de boeken maar lezen. In het Zuiden (Andalucía, Extremadura) was er sociale onrust doordat het land in bezit was van enkele rijke burgers en de adel. Grote aantallen landarbeiders zwoegden tegen hongerlonen op de velden terwijl buiten de oogstseizoenen veel mensen geen werk en inkomen hadden. Ook in het Noorden namen de sociale spanningen toe door de industrialisering. Veel mensen in Catalonië en Baskenland werkten tegen een laag loon in de fabriek, vakbonden ontstonden, sommige arbeiders bleken gevoelig voor revolutionaire en anarchistische propaganda, stakingen werden uitgeroepen die soms veranderden in locale opstanden.

Noch de landarbeiders noch de arbeiders werden vertegenwoordigd in het Spaanse parlement, dit verhoogde de woede en het wantrouwen tegen de heersende klasse. Later werd de socialistische partij een belangrijke partij maar de meest extreme groepen, zoals de communisten en anarchisten hebben nooit geregeerd of zelfs aan verkiezingen meegedaan.

Dat kon niet goed gaan. In 1931 trad de koning af en kwamen een aantal zwakke links-liberale regeringen. Die hebben nog wel wat veranderingen doorgevoerd maar too little too late. Het proletariaat vertrouwde de regering niet en vond de veranderingen niet te ver gaan, de rijke bovenlaag en de militairen wantrouwden juist de veranderingen en vreesden een communistische revolutie.

De sociale onrust werd steeds feller, knokploegen en vechtploegen van linkse en rechtse snit voerden executies uit. De teerling werd geworpen door een legeropstand op 17 juli 1936 in Marokko waarbij andere korpsen zich aansloten. De regering kwam in het nauw, had eigenlijk reeds lang de controle over het land verloren en gaf op 19 Juli het bevel om wapens aan de bevolking uit te delen. Daarna is de oorlog pas goed losgebarsten, een volledige burgeroorlog met naar schatting een half miljoen doden. Navarra, La Rioja, Castillia y Leon en Galicia, de regio’s waardoor de Camino loopt, schaarden zich achter de militairen en falangisten. De republikeinen (het front van communisten, anarchisten en veel andere linkse splinterpartijen) in deze gebieden moesten hun mond houden of anders voor hun leven vrezen.

Een lange introductie. Waar blijft de door de titel aangekondigde “roze Olifant”?

Welnu, ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt dat de burgeroorlog de belangrijkste historische gebeurtenis is van Spanje in de 20ste eeuw. Dan verwacht je monumenten en plaquettes in het hele land. Zoals elk Frans dorp een monument heeft ter herinnering aan La grande Guerre.

Maar nee. Tot nu toe hebben we op onze 450 km door Spanje maar één monument over de Spaanse burgeroorlog gezien. Een oud, simpel monument voor een groep falangisten die zijn geëxecuteerd. Het staat op een bergpas, ver weg van dorpen, alleen pelgrims lopen hierlangs.  Dat is jammer. Monumenten aan de Spaanse burgeroorlog kunnen het belang onderstrepen van een verenigd land, van een goed werkende democratie, om nooit de wapens tegen elkaar op te nemen. Maar dat kan alleen als zulke monumenten de republikeinse en falangistische doden gezamenlijk zouden herdenken.

We hebben ze niet gezien. De Spaanse burgeroorlog ligt klaarblijkelijk nog altijd te gevoelig en is onderdeel van de onvoltooid verleden tijd. De roze Olifant staat midden op elke Plaza Mayor, naast een ontdekkingsreiziger van 500 jaar geldeden. Maar ooit zal hij verdwijnen en zal men over de Oorlog gaan praten. Je kunt niet altijd je adem inhouden. Ik hoop dat iemand het ventiel opent en de olifant zacht en plechtig leegloopt en niet dat hij kapot klapt, door de naald van een agitator van een onafhankelijkheidsbeweging of een populistische anti-Europa troep.

Staking!

Pelgrimbagage met de bus gebracht

(Carrion de los Condes -) Moratinos, 16 mei, 30 km, Totaal: 2014 km

Vanochtend zag ik hèt op het nieuws tijdens het ontbijt, anders zou het mij zijn ontgaan. Een gebeurtenis dat een uitslaande brand in het Spaanse sociale bestel had kunnen veroorzaken maar beperkt bleef tot een vuurpijl, gedooft voordat je het weet.
Luis Ramires uit Burgos was de aanstichter. Hij bracht meer dan 7 jaar de bagage van Camino-gangers naar hun volgende adres. In principe was dat een goede baan. In de eerste jaren moest hij twee keer heen-en-weer rijden en had tussendoor nog genoeg tijd voor een espresso met zijn maten. Maar de drukte werd elk jaar maar erger, inmiddels moest Luis zich continu haasten, wel vijf ritten in een ochtend maken. Alle bagage moest voor 1 uur zijn afgeleverd, de pleuris breekt uit als zo’n verwende pelgrim, zo’n bureauklerk die nu bij ons in Spanje moet rennen, in zijn hotel aankomt en ontdekt dat de bagage nog niet is aangekomen. Zeikerds.
Hij had er genoeg van. Al een paar keer hoorde hij dat in Galicië en Navarra de stress nog groter was. De stakkers! De eigenaar van het bagagevervoerbedrijf hield zijn poot stijf en wilde geen nieuwe mensen aannemen, ze moesten maar harder werken.
Op de zaterdag voor Pinksteren gebeurde het. De grote staking. Luis had Pedro in Leon en Jaime in Santiago gebeld en met zijn drieën hadden ze alle chauffeurs benaderd en hen overtuigd om deel te nemen. Iedereen zou de bagage naar opslagruimtes bij de spoorwegen brengen, daar kende hij een paar mensen van de vakbond.
Op zaterdag hadden alle rolkoffer-sukkels, alle mensen die te veel bagage bij zich hadden, alle mensen die eigenlijk de Camino niet konden lopen maar het toch forceerden, hun bagage in de hotels achtergelaten. Alles werd opgehaald en verdween spoorloos.
Zaterdag om 1.05 uur in de middag werd baas Pascual Ortega voor het eerste gebeld en binnen een kwartier stond zijn telefoon roodgloeiend. Zijn vloeken donderden door het kleine bureau. Zijn chauffeurs hadden hem een streek geflikt, hij wist wat ze wilden maar hij zal niet toegeven. NOOIT! Zijn grootvader had nog in burgeroorlog gevochten. Dat gajes.
In de hotels zaten de eigenaren met de handen in het haar. Aan iedereen hadden ze uitgelegd dat het hun enorm speet maar dat zij hier helemaal niets aan konden doen. Een driftig persoon viel de baliemedewerker aan, een spiegel ging aan diggelen, een deur werd ingetrapt. Maar de meesten bleven jammeren, ik zweet en heb vieze kleren, waar zijn mijn kleren!, ik wil mijn schone kleren!! Anderen hadden medicijnen in hun bagage. Of hun geld en paspoort. De politie raakte erbij betrokken, en daarna de gouverneur van Castillie y Leon.
Arme Luis uit Burgos, arme Pedro uit Leon, arme Jaime uit Santiago. Eenvoudige hardwerkende mensen die in opstand kwamen tegen de hogere heren. Misschien hebben jullie gelijk en misschien is jullie zaak nobel en eervol. Maar wisten jullie niet dat de meeste opstanden tegen het gezag tragisch eindigen, dat de eenvoudige rebel wordt gekraakt in de tandraderen van het staatsapparaat, dat ze geen antwoord hebben op het gekonkel van de hoge heren. Jullie hebben teveel naar de propaganda van de vakbonden geluisterd, jullie gek laten maken door oude anarchistische propaganda.
Luis, Pedro en Jaime hadden pech. Tegenover hen stond Dr. Zarzalejos, 68 jaar, de gouverneur, een wijs man, een integer bestuurder, die voor hetere vuren had gestaan. Hij wist dat de staking niet met militairen of stakingsbrekers opgelost kon worden, de stakers zouden gelijk tot helden promoveren. Hij zou de staking een draai geven die de trots van het Castilliaanse volk zou krenken.
Op zondagmorgen, eerste pinksterdag, reden busjes langs de hotels die gratis kleiding uitreikten aan de getroffen pelgrims. Nieuwe, frisse broeken en shirts werden uitgedeeld, tezamen met de excuses van de provincie voor deze zo onfortuinlijke staking die zij, in overleg met de betrokken partijen, zo spoedig mogelijk hoopten op te lossen. De kleding werd in dank aanvaardt, de stinkende kleren werden in de rugzak gestopt of bleven achter. Om te declareren bij de reisverzekering. En daar liepen de pelgrims over de wegen, in het conservatieve Navarra waren ze gehuld in rode tenues van de Spaanse socialistische jeugd, in Cantille y Leon van een Baskische separatistische beweging en in Galicia werden tenues van een vereniging uitgereikt die de Castiliaanse taal bevorderde (en de Galicische negeerde). Het was toevallig, de autoriteiten gaven het toe, maar dat waren net de tenues die in hun depots lagen en die ze al jaren niet aan de straatstenen kwijtraakten. Dan geef je ze maar gratis aan de pelgrims.
Luis, Pedro en Jaime kregen geen brood meer bij de bakker. Aan de toog van hun bar stonden ze alleen, in hun restaurant moesten ze zelfs langer wachten dan de toeristen. De bevolking kwam in opstand. Dit nooit! Ik wil geen propaganda van ….. op de shirts van die buitenlandse sukkels in mijn straten zien. Stop die onzin, geef die koffers terug. STOP!
En Luis, Pedro en Jaime gaven toe. Werden ontslagen en eindigden ergens in een fabriek, maar ontvingen hun kopje koffie weer met een glimlach.

Drie maanden

De Pelgrim, Carrión de los Condes

(Villamentero -) Carrión de los Condes, 15 mei, 19 hr, 16 ºC, 10 km, Totaal: 1984 km

Op 15 Februari, rond 11 uur ’s ochtends stapten we nerveus uit onze voordeur in Groningen. De Camino begon, het pad lag voor ons. De route hadden we bepaald, alle loopgidsjes zaten ergens in de veel te zware rugzakken. We waren op alles voorbereid maar we hadden geen flauw idee wat ons nou precies te wachten stond. Pelgrims waren we nog zeker niet en we wisten evenmin hoe je dat kon worden. Ik zie nog voor me hoe we de Kraneweg afliepen, onwennig, de Jakobsschelp bungelend aan onze rugzakken, alleen Puck leek rustig, alsof we het vaste rondje met haar maakten.

Ik zie eveneens voor mij hoe we een dag later ons laatste Nederlandse ontbijt aten in Eijsden. Bij het vertrek vertelden we de eigenaar dat we vanuit zijn herberg aan de Camino begonnen. Niemand wist wat dat nou betekende. “Nou, veel succes dan”, “OK, bedankt!” en we stapten het pad op. We wisten niet dat het gelijk de zwaarste dag van onze Camino zou worden, uitgeput bereikten we na 27 kilometer in het schemerduister het diep-treurige Campanile-hotel van Luik. WAAR ZIJN WE AAN BEGONNEN?

De eerste weken bleef het wennen. Het voelde aanvankelijk als een vreemde, lange wandelvakantie, ditmaal niet in ver land maar in ons eigen Europa. Ditmaal niet door grote natuurgebieden maar door steden en langs industrie, snelwegen en kanalen.

Je bent op weg. Elke dag slaap je ergens anders, ontmoet je mensen, deelt een avondmaaltijd met ze en neemt daarna al weer afscheid want we moesten verder. Ultreia. Je wereld wordt groter, nieuwe steden, en landschappen, andere gewoontes, andere talen. Van de winter loop je naar de lente, de bomen kregen blad, het koolzaad kwam in België boven de grond en bloeide in Zuid-Frankrijk, ganzen vlogen van Frankrijk naar het Noorden en ooievaars kwamen vanuit Afrika naar Spanje.

De buitenwereld verandert voortdurend en daardoor waardeer je des te meer het dierbare dat je omgeeft. Monique, Tim en Puck, wij drieën rooien het maar mooi met elkaar. Samen op pad, hetzelfde tempo, Puck aan de voet. Kilometer na kilometer. Ook als het stortregent, koud is en je nergens eten kunt kopen. Gewoon verder, we vinden wel een oplossing. Elke ochtend werden we wakker met het kwispelen van Puck (ha baasjes, gaan we weer lopen?) en daarna opnieuw dezelfde kleren aan, de rugzak op dezelfde manier inpakken, dezelfde spullen in elk van de 6 zakken van onze Fjällraven broeken. En bij de aankomst in de namiddag hebben we andere routines: Puck eten en water geven, onder de douche, kleding wassen en de overnachting van morgen reserveren. Dag na dag.

Maar de cocktail van Camino-ervaringen heeft nog een ander, subtieler element. Je tocht leidt langs kerken en monumenten die de enorme historie en de grote betekenis van de Camino illustreren. Mensen wensen je een “Buen Camino” of “Bonne route”, je wordt als pelgrim aangesproken, ervaart een gastvrijheid die je als gewoon burger niet kent. In het begin waren we verbaasd (en soms vonden we het zelfs gek) maar dat veranderde. Het hoofd werd leger, het werd niet meer belast met de dagelijkse beslommeringen en stress. We dachten minder aan “de wereld” en meer aan onszelf. De toewijding en warmte van al die mensen voor Camino-lopers werd ons steeds dierbaarder. Misschien kwam dat omdat we meer ontspannen raakten, bevrijd van de huiselijke stress maar ook van de angst voor het onbekende bij het vertrek. We konden de Camino aan, laat maar komen. Dan gaan de ogen en het hart verder open.

En zo word je geleidelijk een iets andere reiziger. Niet een pelgrim van 500 jaar geleden, diens wereld en gedachtengoed waren fundamenteel anders. Maar je hebt wat meer rust en volop tijd om vrij te denken. Misschien is dat dan de hedendaagse “pelgrim”…

Nog maar 422 kilometer tot aan Santiago.

Kaart1505

de stand van zaken – 15 mei

De vlakte…

(Boadillo del Camino -) Villamentero, 14 mei, 17 km, Totaal: 1974 km

We lopen op de Meseta en we komen steeds dichter bij diens kern; het destillaat van de Spaanse hoogvlakte. Het gebied waar slechts af en toe een kerktoren op wacht staat naar een eenzame pelgrim op weg naar het Westen. Don Quijote zou zich hier thuis voelen, moderne windmolens staan op heuvelruggen in het landschap, zijn lans zou de wieken geeneens hebben bereikt, zo hoog zijn die krengen, maar hij zou luidkeels de oorlog hebben verklaard aan deze indringers en vooraan staan in het verzet tegen de “fracking” activiteiten in Spanje.
Het lijkt alsof we weer in Noord Frankrijk zijn, een gebied met weinig hotels en albergues. In Frankrijk waren wij de enige pelgrims en was er plek in elk onderkomen dat we belden. Hier zijn wij slechts twee van de 100+ pelgrims en worden we gedwongen om steeds eerder onze onderkomens te reserveren. Ik heb zojuist (op Zondag) in vloeiend (eh…) Spaans een kamer voor dinsdag gereserveerd. In een albergue, in Calzadillo de los Hermanillos, het eerstvolgende overnachtingsadres ligt 17.5 kilometer verder. Je begrijpt, we willen niet het risico nemen om aan de balie te horen dat het is volgeboekt. Om dan 4 uur verder te lopen. Ik weet inmiddels dat het gesprek goed verloopt totdat ze om mijn naam vragen. “Tim”. “Que?”. “Tim, di Timothy”. “Como?”. “Tiiiiim!”. We zijn in hotels aangekomen en ik zag dat Tim was verbastert tot Olieman of iets dergelijks. Reserveren namens “Tim e Monica” is een stuk gemakkelijker. “Ah Monica!”.
We staren op de kaart in onze gids, het is duidelijk, dit is het Spanje waar Cees Nooteboom over schreef, waar provinciale wegen meanderen tot locale straten en uiteindelijk veranderen in de witte paden van de Michelin kaart, waar je de motor uitzet, uitstapt en ….. niets hoort, niemand ziet en staart over verlaten velden.
Dit is het Spanje van de dieprode wijn uit aardewerken kroegen, waar de ham niet uit een plastic vacuüm verpakt doosje komt maar met zorg van een varkenspoot wordt gesneden. Waar je om 6 uur ’s avonds een wijn bestelt in plaats van een diner. Dit is het Spanje waar wij van houden, waar de bar achteloos een Ribero del Duero schenkt dat alle huiswijnen van Groningen (en Amsterdam) in de schaduw zet.
We lopen inmiddels drie maanden naar Santiago en hebben diep respect voor de pelgrims van 500 jaar geleden. Zij wisten niet waar ze zouden overnachten, dat regelden ze wanneer ze aankwamen. Elke dag opnieuw. Het waren mensen die werden gewantrouwd door de locale bevolking en vaak eindigden ze op een harde bank of een koude vloer in een kerk. Wij en andere pelgrims kunnen geeneens in de schaduw staan van onze voorgangers. Als wij op weg zijn en om 11 uur ’s ochtends een bar binnenstappen dan heerst daar rust, iedereen staart naar zijn schermpje en bliepjes verraden dat WhatsAppp berichten en andere nonsens binnenstroomt.
Wat zou ik dan graag mijn Walter Muir Whitehill boek over de Spaanse 11e eeuwse Romaanse kerken openklappen en zijn appendices met bouwtekeningen van de Santiago basiliek bestuderen! Een boek dat, ondanks al het oorlogsgeweld, werd gepubliceerd in 1941 (Oxford! University Press). Maar dat boek ligt thuis, te zwaar. Of een boek van Borges, of van Calvino, of van Kundera, of van Tabucchi of van Auster, of van Raoul Schrott, of van Diderot of Voltaire, maar alles ligt thuis en ik heb slechts een iPhone. En van veel werken is geen eBook versie beschikbaar.
Sterker nog, ik heb tot nu toe, na bijna 100 dagen, geen enkele (GEEN ENKELE!) pelgrim in een boek zien lezen. Nogmaals: geen één! Mijn leeftijdsgenoten en jonger keken slechts op hun telefoon. Was dat juist niet een van de vele redenen om te vertrekken? Een cultuur zonder kennis van zijn verleden is dood. Morsdood. Dat gat wordt niet door talkshows opgevuld, daarvoor moet je moeite doen, moet je boeken lezen, moet je muziek van 200 of 400 jaar oud waarderen, dat geeft je zoveel plezier maar daarvoor is geen begrip. Dat heeft een negatieve business case.
Tegen elke puber zou ik zeggen: fuck the business en ontwikkel jezelf! Ga naar de universiteit. Een echte universiteit. Amsterdam, Leiden, Groningen, Utrecht. En vorm je mening. Struikel over de opinies van anderen maar leer zelfstandig denken. Anders blijf je een naïef kind en volg je de wind en word je weggeblazen.

Ooievaars!

Ooievaars (hoeveel?) op de kerk, Boadillo del Camino

(Hontanas -) Boadillo del Camino, 13 mei, 22 hr, 13 ºC, 29 km, Totaal: 1957 km

We hebben een tweede dag door het groene universum van de Mesata gelopen. In de Meseta staan geen bomen en daardoor heb je onbelemmerd uitzicht over glooiende groene vlaktes, een voetbalveld tot aan de horizon waaruit plots de besneeuwde toppen van het Picos gebergte oprijzen. Door dit monochrome landschap kronkelt de Camino en ploegen tientallen pelgrims zich voort over het enige reepje anderskleurige wereld, een bruin modderig voetpad. 100.000 paar voeten zullen dit jaar hier doorheen ploegen. Kilometer na kilometer loopt de troep, door dorpjes waar ze de bars bestormen en iedereen zich vult met koffie en tortilla. En daarna worden de rugzakken nogmaals omgegord want de modder roept ons opnieuw. Een aantal personen vallen af, verdwijnen uit ons beeld maar kunnen (dit is de Camino) 5 dagen dagen later op een Plaza hun koffie drinken terwijl jij langsloopt. Buen Camino!

Boadillo3

op de modderstrook, bij Castrojeriz

We slapen in Boadillo del Camino, ook wij hadden nog nooit van dit gat gehoord. Een bruin eiland in een groene zee. Maar de branding is sterk en de huizen aan de rand van het dorp staan op instorten en lijken spoedig te vergaan in de golven van het groene gewas. Onze albergue is Nagelneu, staat tegenover een kerk en is een oase van comfort in de harde wereld van de Spaanse vlakte. Het raam is open, we lopen naar binnen en binnen 5 minuten ligt de inhoud van onze rugzakken op het bed, stoelen, tafels, nachtkastjes en een wastafel. Dan hoor ik geklepper, een oergeluid dat ik herken uit Drenthe, Ooievaars!  Ooievaars!! Waar, waar zijn jullie? Dat is een domme vraag. Elke Spanje-ganger kan je vertellen dat ooievaars de meest gelovige dieren op aarde zijn. De meest Roomse in het vogelrijk, op de kerktoren, het schip, de zijbeuken, overal hebben ze hun nesten gebouwd en staat een vogel quasi nonchalant het gekrioel beneden hem (of haar) te bekijken. Inderdaad, hun verenkleed lijkt op dat van monniken, maar daaruit priemt de wortel, een losbandige streep fel oranje dat overal in het dorp te horen is. Het zijn geen trappisten, als ze elkaar begroeten lijken het eerder chique dames die elkaar op de boulevard luidruchtig toespreken.

Het is tien uur. Ik zit op mijn bed en tik dit verhaal, buiten valt de nacht. Ik buig voorover, op twintig meter afstand zie ik een bundel van één meter takjes op één van de hoeken van de kerk. Ik had verwacht dat de ooievaar niet meer parmantig in zijn (of haar?) koninkrijk zou staan. Maar nee!, zelfs nu, als de nacht begint, staat hij (of zij?) op dezelfde plaats boven op de kerk en hoor ik geklepper. Kleppert hij goedenacht tegen zijn buren? Ga toch slapen ooievaar!, strek je pootjes in je mandje, net als Puck (hoe zou het met onze Puck zijn?) slaap zacht en maak mij morgenochtend maar wakker met je geklepper!

De Hel

de Méseta, bij Hornillos del Camino

(Burgos -) Hontanas, 12 mei, 22 hr, 9 ºC, 34 km, Totaal: 1928 km

Na Burgos begint de Meseta. Dat wisten we sinds de bijeenkomst van het Jakobsgenootschap in de Martinikerk. Het werd bevestigd door andere pelgrims in België en Frankrijk.

Eigenlijk betekende het: Na Burgos begint de Hel. Je komt op een vlakke bakoven van een paar honderd kilometers, De zon brandt boven je hoofd, het pad is bruin en stenig, alles bruin, geen boom, geen akkers, niets, alleen jij, de stakker die voortzwoegt, ploetert, struikelt en hopelijk weer boven komt.

Na Burgos begint de Meseta. Rita uit Oostende vertelde hoe ze om 5 uur ’s ochtends met haar Meseta-etappes begon. Ze startte met het ochtendgloren aan de horizon, vogels die beginnen te fluiten. En om 11 uur moet je bij je eindbestemming zijn want daarna brandt de koperen ploert en is het onmogelijk om verder te lopen.

We hebben de prachtige universiteit van Burgos gezien, aan de rand van de stad. Om verliefd op te worden. 16e eeuwse binnenplaatsen met plechtige toegangspoorten. Hoeveel schoonheid heeft een wetenschapper nodig om een theorie te ontwikkelen? Zij die sterven groeten U, de Meseta wacht op ons.

Hontanas4

Universidad de Burgos

Na Burgos begint de Meseta. Maar wij hebben haar niet gezien. Wij waren ziende blind, we zochten bruin-verbrande vlaktes, verdorde akkers, dorpjes die door de zon gegeseld werden. Wat wij zagen waren groene, zachtglooiende velden. In Hornillos del Camino, zeventien kilometer buiten Burgos, stopten we voor de lunch. 14.00 uur. Ontmoetten we Sole en Raffa uit Andalucía. En zij vertelden: Dìt is de Meseta, in mei, Groen, vruchtbaar. Later, in Juli, wordt ze kaal en meedogenloos. Onbegaanbaar.

Hontanas1

met Sole en Raffa, Hornillos del Camino

Ze spraken over Spanje, een verzameling verschillende regio’s, waarbij het land meer is dan de som van de delen. Wij kennen het Zuiden nauwelijks, maar Sole en Raffa gaven ons een cadeau dat ons daarheen zal drijven. Heerlijke ham, fijn-vetdooraderd en sterke kaas. Uit Andalucía. Dan heb je alleen nog maar brood en een goede fles Ribera del Duero nodig. En een zachte plek in de schaduw van een olijfboom. Geluk kan heel eenvoudig zijn.

Na Hornillos del Camino begint de Hel. Na het afscheid van Sole en Raffa stapten we naar buiten in de regen. Dat veranderde in een hoosbui, een hagelbui, een hoosbui en tenslotte klaarde het op. Maar de weg bleef nat en werd één grote modderstrook. We hebben hier twee uur door modder geploeterd alsof we in België waren. Schoenen veranderden in modderklompen. Hoe zou het met Puck zijn?

Hontanas3

na de hoosbui, een rivier op het pad

Nu zitten we in een klein dorpje, Hontanas. Eén hoofdstraat, 50 huizen en de Camino (en daardoor 5 albergues met wat eenvoudige restaurants). Om 5 uur arriveerden we hier. Na Hornillos del Camino hebben we geen enkele pelgrim meer gezien. Die zaten allemaal al in hun albergues. Want dit is de Meseta.

 

 

Kathedralen

een pelgrim voor de kathedraal, Burgos

(Atapuerca -) Burgos, 11 mei, 21 hr, 12 ºC, 21 km, Totaal: 1894 km

Op de Camino hoef je nooit naar de kathedraal te zoeken. De Camino leidt je er feilloos heen, in elk dorp en elke stad waar je doorheen loopt. In België en Frankrijk waren ze gewoonlijk gesloten, stonden we bij een dichte deur, voor een stempel in onze credencial maar was de kerk alleen ’s middags geopend als we er ’s ochtends waren en omgekeerd. Dat is in Spanje anders. De meeste kerkjes zijn de hele dag open, zoals het hoort, en in de grote plaatsen merken we dat de opening niet alleen dient om de gelovige een bezinningsoord te geven.

De kerken in Santo Domingo de la Calzada en Burgos zijn bijvoorbeeld altijd open maar buiten de mistijden is de kerk een museum waarvoor je toegang moet betalen, pelgrims worden tegen een gereduceerd tarief binnengelaten.

Met onze credenciales melden we ons in Burgos bij de ticketbalie en liepen daarna een lange verre trap omhoog, naar de kerkingang, die vroeger boven de omgrenzende daken moet hebben gelegen.

Bij de ingang werden we gelijk aangeklampt, een man nam ons mee en begon aan een tocht die geen einde leek te hebben. We stopten in elke nis, bij elk altaar, alle gedenkstenen werden ons getoond, van alle bisschoppen werden de grootste daden geroemd en van alle heiligen werd de hagiografie haastig gepreveld. In het Engels, Spaans of een dialect? We weten het niet en het maakte hem niet veel uit want hij leek tegen zijn helden te praten, niet tegen de twee Hollandse pelgrims die achter hem aan sloften en berouwden dat ze hem zowel de tickets als ook hun credenciales hadden gegeven.

Burgos3

Niet iedereen was een vriend van onze gids. Alsof hij de duivel in eigen persoon voor zich had, zo siste hij naar het zilveren beeld van een ravissante dame die tot het einde der tijden de mannelijke bevolking van Burgos met haar gratiën leek te bekoren. “We hebben haar niet laten gaan! Echtgenote van hertog X! Wilde haar juwelen behouden!” En later werd hij opnieuw witheet, bij een monument van twee edelen met een hond aan de voeten. “Etters, ook die hebben we niet laten gaan. Hun land nalaten aan hun zoon en de kerk overslaan! Ook die zoon moet hier nog ergens liggen”.

Burgos1

Of bij een engeltje, op het eerste gezicht een onschuldig flierefluitertje met een schedel in de handen. “Dat is de kop van markies Y. Ook die blijft hier. Wilde zijn kasteel niet aan de kardinaal nalaten. Laat de wind maar door zijn oogkassen suizen!

Burgos2

“Dat leeft als in Sodom en Gomorra en denkt dat wij klaar staan wanneer zij, al die zuipers en lichtekooien, hun einde voelen naderen. Maar dan vergissen ze zich Hè, hè , hè , hè. Dan zijn ze de klos!” “Het staat wel leuk in de gidsen en boeken, maar al die baronnen, markiezen, grafen en hertogen, die laten we niet gaan. Die komen er niet, Hè, hè , hè , hè”. En hij wees naar boven. Het werd wat onaangenaam. Alsof je in een Siciliaans plaatsje de capo di tutti capi ontmoet en met hem de kwaliteit van zijn boontjes bespreekt.

We stonden bij de trap naar het lagere claustrum. De rondleiding nam een andere wending. Hij bekeek mijn credencial, en sprak hardop mijn naam, “Tim van der Graaf“. Waar lag mijn landgoed? “Heb ik niet, ik heb een achtertuin van 40 vierkante meter”. “Rat!, dat hoor ik vaker, en je komt ook nog uit dat opstandige protestantse nest!, Alleen Alva heeft daar goed opgetreden. Ik ben het zat, kom mee!”

Dit leek mij geen vriend van het vrije, liberale gedachtengoed. Met één haal griste ik de credenciales uit zijn handen en we renden naar de uitgang. In de uitgang, we hadden het gered, draaiden we ons om, en riepen hard in de kerk uno-cinco, uno-cinco (voor de kenners, Spanje-Nederland op het WK 2014, 1-5). Maar, bedacht ik later, ik had eigenlijk heel hard CRUIJFF moeten schreeuwen, Hollands en Catalaans, dat is het aller-aller-ergste.

Finisterre

Waar gaan we vandaag naar toe?

(Belorado -) Atapuerca, 10 mei, 22 hr, 9 ºC, 32 km, Totaal: 1877 km

Ik ontmoette Bert bij de bar van de Parador. Ik had een Jerez en een vino tinto besteld. “Wat is Jerez?” Nadat ik had uitgelegd dat het een sherry was, ziltig, uit Andalucia, zei hij “Ik ben Bert, fijn om je te leren kennen”. Bert was ook een pelgrim, dat had ik al aan zijn sandalen gezien, en kwam uit Indiana of een andere Amerikaanse staat waar je nooit wat van hoort.
Het gesprek verliep moeizaam omdat hij eerst vroeg waar we die dag waren vertrokken (…) en waar we de volgende dag heen zouden lopen (…). Na twee maanden wandelen leven we in het hier en nu. We vergeten namen van dorpjes zodra we die gepasseerd zijn en de namen van toekomstige plaatsen blijven abstract totdat we de kerktoren zien. De wandelgids moet maar alle namen voor ons onthouden.
De conversatie leek te beginnen toen hij informeerde wat ons einddoel was (ik zag hem denken: dat moet die toch wel weten?). Hij liep met zijn vrienden naar Finisterre, wij toch ook?
Ik moest hem teleurstellen. “Nee, wij gaan tot Santiago en genieten van de stad totdat het vliegtuig opstijgt”.
Dit leek de ober een goed moment om in te breken in onze kennismaking. Of señor Bert wat wilde bestellen. Daarop ontstond een gesprek over Rioja wijnen, het verschil tussen crianza’s en reservas, tussen Tempranillo en Garnacha druiven, over terroir en wijnopbrengsten. De uitleg was diepgaand en veeleisend aangezien het weinige Engels van de ober ruimschoots met Spaanse termen werd aangevuld. Het leek Bert niet te helpen bij het maken van zijn keuze. Ik klopte hem op zijn schouder “succes Bert, we zien elkaar morgen op het pad” en keerde terug naar de grote, donkere, met bruinlederen bankstellen gevulde lobby van de Parador.
Belorado1
Pelgrims zoekend naar hun weg. Graffiti in een fietstunnel, Logroño
Waarheen, Waarvoor
We staan verstelt dat zoveel pelgrims naar Finisterre lopen. Langzamerhand lijken wij de uitzondering omdat we in Santiago stoppen. Ik weet, veel mensen lopen dan naar Finisterre om van de Camino af te kicken en zich voor te bereiden op de terugkeer in het normale leven. In Finisterre zit je op de rotsen aan de branding, met te veel flessen wijn en kijkt naar de zonsondergang voordat je de pelgrimskleren in de fik zet. Ik geloof niet dat dit een oude traditie is. Middeleeuwse pelgrims waren meestal diepgelovige mensen. Zij liepen naar Santiago om het graf van St. Jacob te zien en daarna keerden ze snel om zodat ze voor de winter weer thuis waren. Hun kleren verbranden is het wel het laatste wat ze zouden doen, die hadden ze hard nodig voor de terugreis.
Iedereen zijn eigen Camino. Wij blijven dus in Santiago, rond de Plaza de Obradoiro, zelfs na lang denken kan ik geen mooier plein bedenken. Geen ander plein heeft dezelfde ongenaakbare schoonheid van het zwarte basalten plaveisel, een wijds uitzicht over de vallei en met prachtige gebouwen langs alle zijden, de kathedraal, de Hostal de los Reyes Católicos (het oudste hotel ter wereld) en wat andere kerkelijke, universitaire en provinciale paleizen.
Een vermoeide pelgrim kan daar uitstekend met gestrekte benen uitrusten, kijkend naar de kathedraal, de sterrenhemel of arriverende pelgrims.
Maar dat is nog heel ver weg. We hebben Bert opnieuw in Belorado ontmoet. Dat was niet zo vreemd want in deze kleine etappeplaats liggen alle albergues aan de hoofdstraat en in de twee restaurants (eeuwige concurrenten met dezelfde maaltijden voor dezelfde prijzen) aan de Plaza Mayor eten alle pelgrims. We hebben elkaars namen opnieuw uitgewisseld, die waren we allebei vergeten. In Burgos en andere plaatsen zullen we elkaar opnieuw tegenkomen. Bert op weg naar Finisterre, wij lopend naar Santiago.

Met zevenmijlslaarzen

het landschap in Castilla y Léon: nu nog groen

(Santo Domingo de la Calzada -) Belorado, 9 mei, 18 hr, 13 ºC, 23 km, Totaal: 1845 km

Naar ons gevoel zijn we nog maar pas in Spanje maar inmiddels hebben we Navarra en La Rioja al gepasseerd en bereikten we vanmiddag de grens met Castilla y Léon. De provincies, die kennen we maar we hebben soms geen idee in welk dorp we overnachten en, als we lopen, evenmin naar welke plaats we onderweg zijn. In België en Noord-Frankrijk wisten we dat precies maar na Vézelay zijn we ergens het besef van plaatsnamen kwijtgeraakt. Bij vertrek weten we dat we, zoals vandaag, ongeveer 22 kilometers moesten lopen. En al kijken we vier keer in ons gidsje, dan nog moeten we het een vijfde keer openslaan om te controleren naar welke plaats we onderweg zijn.

Belorado1

op de grens met Castilla y Léon

De inloop-perikelen na de 4-daagse autotocht zijn gelukkig achter de rug. We lopen stug door, halen inmiddels de meeste mensen in en bereiken een gemiddelde van boven de 5 km/hr, inclusief koffiepauzes. Dat heeft als voordeel dat we vandaag als een der eersten in de eindplaats Belorado aankwamen en we de eerste keus hadden uit de overgebleven bedden in refugios, hotels en casa rurales. Veel pelgrims reserveren namelijk hun slaapplek en we hebben vandaag gemerkt dat er dan maar weinig overblijft. Gelukkig had een pension nog een kamer voor 2 personen beschikbaar, anders hadden we in een slaapzaal moeten overnachten. We lezen veel romantische verhalen over de pelgrimsbroederschap in slaapzalen maar dat zijn plekken die ons gestolen kunnen worden. Met zijn twintigen slaap je in een zaal, uit efficiency overwegingen zijn die lekker dicht op elkaar geplaatst, op zijn minst 5 personen zijn zware snurkers en 3 mensen hebben zich uit ideële overwegingen al een week niet gewassen. Dan word je niet blij….

Nadat je een slaapplek hebt veroverd moet je gelijk douchen in de nog schone, gedeelde badkamer en je vuile was in de nog onbezette wasmachine stoppen en pas daarna is het tijd voor een middagmaal (we spreken over 3 uur ’s middags). In Frankrijk bereidde men in de restaurants langs de Camino nog decente 3-gangen menu’s van gewone-mensen porties maar dit is Spanje en hier heb je de Menu Peregrino. Dat start met een bord spaghetti of een ander vulmiddel, gaat daarna verder met een flink stuk vlees en stopt met een chocoladetoetje of iets anders zoets en calorierijks. Daarbij staat vanzelfsprekend een fles Rioja op tafel. En dat alles kost tussen de 10 en 15 Euro p.p. Daar worden we gelukkig van en geeft ons de energie om 5 uur op de been te blijven om daarna in de avond een tweede, soortgelijke maaltijd te eten.

Tussen al die praktische handelingen denken we heel hard na over diepgaande zaken, we zijn tenslotte pelgrims. Maar daarmee willen we jullie vandaag niet lastig vallen.

Belorado3

uitbuiken na de Menu Pelegrino