(Les Billanges -) Saint-Léonard-de-Noblat, 29 maart, 21 km, totaal: 1073 km
(Saint-Léonard-de-Noblat -) Limoges, 30 maart, 19 uur, 5 ºC, 26 km, totaal: 1099 km
De pelgrimsherberg van Saint-Léonard-de-Noblat ligt direct tegenover de kathedraal, een enorme kerk uit de 11e eeuw. Tijdens zijn bouw moet dit het centrum zijn geweest van een eigen wereld met houtzagerijen, steenhouwers, meubelmakers, kopergieters, touwslagers en talloze arme stumpers die elke dag opnieuw zware lasten heen-en-weer zeulden. Nadat de kerk was ingezegend (natuurlijk met een mis van een kardinaal in aanwezigheid van hoge edelen) is het werk tijdens de volgende eeuwen gewoon voortgezet en is het gebouw uitgebreid met nog meer kapellen, altaren, heiligenbeelden, schilderijen en wat al niet meer.
Niemand kent de namen van de oorspronkelijke handwerkslieden (kunstenaars bestonden in de 11e eeuw nog niet) netzomin als dat zij mijn naam kenden of de namen van de plaatselijke bewoners die hier de afgelopen eeuwen zijn gedoopt of begraven of gewoon langsliepen om naar de markt te gaan.
Het is laat in de avond, 23.30 uur. Voor het eerst sinds een paar weken hebben we in de herberg weer eens zelf een pasta gemaakt met verse groente van de groenteboer op het centrale plein. Met de andere Hollandse pelgrim Paul hebben we daarna lang doorgepraat maar om 23 uur is de rust weergekeerd want morgen moeten we verder, ultreia! Ik loop nog naar buiten om de kathedraal een goedenacht te wensen. Het is een zwoel, mijn fleece had ik thuis kunnen laten. De inwoners en hun auto’s slapen al, zelfs de kerk houdt zich stil. Maar ik ben niet alleen want als ik omhoog kijk zie ik allemaal bekenden op de pilaren staan, het jonge lam, de adelaar, de ooievaar, talloze monsters en pauwen. Ook zij lopen de Camino want ik zag ze ook in Luik en in Reims, in Sézanne en in Troyes en voor het laatst in Vézelay.
Ik zie dat hier, in Saint-Léonard-de-Noblat, de duiveltjes in een opperbeste stemming zijn want ze prikken minder venijnig in de lenden van de verdoemden. Zijn ze tijdens carnaval uit het steen gehakt en mochten ze meedrinken tijdens de feesten of heeft de bevolking ze anderszins gunstig proberen te stemmen?
Langzaam loop ik rond de kerk en groet de bekenden één voor één. Dan zie ik hem. De man staart mij aan met een wijdopen mond (zie foto boven). Hij wil iets schreeuwen maar het stokt in zijn keel. Ik neem aan dat hij mij wil aanmoedigen “Ga door, geef niet op, stap in de voetsporen van al de anderen die ik de laatste 900 jaar naar Santiago zag gaan”. Ik knik en wijs naar de Jakobsschelp die op de grond aangeeft hoe de Camino verder gaat. “Ik hou vol, maak je geen zorgen, we zullen de Plaza del Obradoiro bereiken!”
Dan herken ik hem, ik heb hem eerder gezien, in Vézelay op een van de kapitelen in het schip van de kerk. Daar had hij nog lange krullen maar nu heeft hij slechts een geknipte coupe. Is hij naar de kapper geweest of is het vuur van zijn buurman, een draakje, te dicht bij zijn haren gekomen? Het maakt niets uit, vrienden herken je toch. We hebben beloofd om elkaar weer te zien, in ieder geval in Burgos maar hopelijk al eerder.
(lees ook: José Saramago, Memoriaal van het Klooster)