Finisterre

Waar gaan we vandaag naar toe?

(Belorado -) Atapuerca, 10 mei, 22 hr, 9 ºC, 32 km, Totaal: 1877 km

Ik ontmoette Bert bij de bar van de Parador. Ik had een Jerez en een vino tinto besteld. “Wat is Jerez?” Nadat ik had uitgelegd dat het een sherry was, ziltig, uit Andalucia, zei hij “Ik ben Bert, fijn om je te leren kennen”. Bert was ook een pelgrim, dat had ik al aan zijn sandalen gezien, en kwam uit Indiana of een andere Amerikaanse staat waar je nooit wat van hoort.
Het gesprek verliep moeizaam omdat hij eerst vroeg waar we die dag waren vertrokken (…) en waar we de volgende dag heen zouden lopen (…). Na twee maanden wandelen leven we in het hier en nu. We vergeten namen van dorpjes zodra we die gepasseerd zijn en de namen van toekomstige plaatsen blijven abstract totdat we de kerktoren zien. De wandelgids moet maar alle namen voor ons onthouden.
De conversatie leek te beginnen toen hij informeerde wat ons einddoel was (ik zag hem denken: dat moet die toch wel weten?). Hij liep met zijn vrienden naar Finisterre, wij toch ook?
Ik moest hem teleurstellen. “Nee, wij gaan tot Santiago en genieten van de stad totdat het vliegtuig opstijgt”.
Dit leek de ober een goed moment om in te breken in onze kennismaking. Of señor Bert wat wilde bestellen. Daarop ontstond een gesprek over Rioja wijnen, het verschil tussen crianza’s en reservas, tussen Tempranillo en Garnacha druiven, over terroir en wijnopbrengsten. De uitleg was diepgaand en veeleisend aangezien het weinige Engels van de ober ruimschoots met Spaanse termen werd aangevuld. Het leek Bert niet te helpen bij het maken van zijn keuze. Ik klopte hem op zijn schouder “succes Bert, we zien elkaar morgen op het pad” en keerde terug naar de grote, donkere, met bruinlederen bankstellen gevulde lobby van de Parador.
Belorado1
Pelgrims zoekend naar hun weg. Graffiti in een fietstunnel, Logroño
Waarheen, Waarvoor
We staan verstelt dat zoveel pelgrims naar Finisterre lopen. Langzamerhand lijken wij de uitzondering omdat we in Santiago stoppen. Ik weet, veel mensen lopen dan naar Finisterre om van de Camino af te kicken en zich voor te bereiden op de terugkeer in het normale leven. In Finisterre zit je op de rotsen aan de branding, met te veel flessen wijn en kijkt naar de zonsondergang voordat je de pelgrimskleren in de fik zet. Ik geloof niet dat dit een oude traditie is. Middeleeuwse pelgrims waren meestal diepgelovige mensen. Zij liepen naar Santiago om het graf van St. Jacob te zien en daarna keerden ze snel om zodat ze voor de winter weer thuis waren. Hun kleren verbranden is het wel het laatste wat ze zouden doen, die hadden ze hard nodig voor de terugreis.
Iedereen zijn eigen Camino. Wij blijven dus in Santiago, rond de Plaza de Obradoiro, zelfs na lang denken kan ik geen mooier plein bedenken. Geen ander plein heeft dezelfde ongenaakbare schoonheid van het zwarte basalten plaveisel, een wijds uitzicht over de vallei en met prachtige gebouwen langs alle zijden, de kathedraal, de Hostal de los Reyes Católicos (het oudste hotel ter wereld) en wat andere kerkelijke, universitaire en provinciale paleizen.
Een vermoeide pelgrim kan daar uitstekend met gestrekte benen uitrusten, kijkend naar de kathedraal, de sterrenhemel of arriverende pelgrims.
Maar dat is nog heel ver weg. We hebben Bert opnieuw in Belorado ontmoet. Dat was niet zo vreemd want in deze kleine etappeplaats liggen alle albergues aan de hoofdstraat en in de twee restaurants (eeuwige concurrenten met dezelfde maaltijden voor dezelfde prijzen) aan de Plaza Mayor eten alle pelgrims. We hebben elkaars namen opnieuw uitgewisseld, die waren we allebei vergeten. In Burgos en andere plaatsen zullen we elkaar opnieuw tegenkomen. Bert op weg naar Finisterre, wij lopend naar Santiago.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *